ECLI:NL:CBB:2022:156

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
21/1294
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit minister van Economische Zaken en Klimaat

Op 5 april 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/1294. Deze uitspraak betreft het verzet van een appellant tegen een eerdere uitspraak van het College van 1 maart 2022, waarin het beroep van de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, genomen op 11 oktober 2021. De eerdere uitspraak was gebaseerd op de overweging dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en dat de overschrijding van de beroepstermijn niet verontschuldigbaar was.

In het verzet heeft het College echter geoordeeld dat, hoewel de appellant enige verwijtbaarheid kan worden toegeschreven voor de niet-tijdige indiening, er toch voldoende grond is om te concluderen dat de appellant redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. Dit heeft geleid tot de beslissing om het verzet gegrond te verklaren. De eerdere uitspraak van 1 maart 2022 vervalt, en het onderzoek in de zaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. T.G.M. Simons, met D.A. Bohlmeijer als griffier. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1294

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2022 op het verzet van

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellant

Procesverloop

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 11 oktober 2021.
Bij uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht van 1 maart 2022 heeft het College het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft tegen de uitspraak van het College van 1 maart 2022 verzet gedaan.

Overwegingen

1. De uitspaak van het College van 1 maart 2022 berust op de overweging dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend en dat de overschrijding van de beroepstermijn niet verontschuldigbaar is.
2. Hoewel appellant voor de niet tijdige indiening van het beroepschrift wel enig verwijt treft, ziet het College in verzet toch voldoende grond om te oordelen dat appellant redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. Het verzet wordt daarom gegrond verklaard. Dit betekent dat de uitspraak van het College van 1 maart 2022 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 5 april 2022.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer