In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een accountant tegen een uitspraak van de accountantskamer, waarin een klacht was ingediend door de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (Nba) wegens het niet voldoen aan de permanente educatie (PE)-verplichting. De accountant, die sinds 2015 werkzaam is als watersportondernemer, had in de driejaarscyclus 2016-2018 slechts 78 uren aan PE-activiteiten geregistreerd, terwijl minimaal 120 uren vereist zijn. De accountantskamer had de klacht gegrond verklaard en een waarschuwing en geldboete opgelegd. In hoger beroep heeft de accountant aangevoerd dat hij door zijn werkzaamheden als watersportondernemer niet meer aan de PE-verplichting kon voldoen en dat hij in aanmerking zou komen voor een ontheffing van deze verplichting. De Nba heeft ter zitting verklaard dat, indien zij eerder op de hoogte was geweest van de omstandigheden van de accountant, zij geen klacht zou hebben ingediend. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de accountant inderdaad minder dan 200 uur per kalenderjaar de specifieke deskundigheid heeft aangewend die van een accountant verwacht wordt. Hierdoor kan hem niet worden verweten dat hij niet aan de PE-verplichting heeft voldaan. Het College heeft de uitspraak van de accountantskamer vernietigd en de klacht ongegrond verklaard, waardoor de opgelegde maatregelen vervallen.