In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van [naam 1] B.V. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van stichting Skal, dat op 1 oktober 2021 het bio-certificaat van verzoekster had ingetrokken en besloten had tot publicatie van deze intrekking. Dit besluit had ook gevolgen voor 109 partijen producten die gedecertificeerd werden. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat er onverwijlde spoed geboden was, gezien de belangen die op het spel stonden.
De voorzieningenrechter oordeelde op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en besloot dat de termijnen die in het bestreden besluit waren genoemd, opgeschort werden tot het moment waarop het verzoek om voorlopige voorziening op zitting behandeld zou worden. Verzoekster had ook verzocht om te mogen blijven functioneren als bio-gecertificeerd bedrijf tot zes weken na de beslissing op bezwaar, maar dit verzoek werd afgewezen. De voorzieningenrechter legde een aantal verplichtingen op aan verzoekster en de betrokken partijen, waaronder het informeren van afnemers over de intrekking van het bio-certificaat en het verstrekken van informatie aan Skal over de voorraad biologische goederen.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de griffier was aanwezig. De beslissing houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat er nog geen definitieve uitspraak is gedaan over de inhoudelijke bezwaren van verzoekster tegen het besluit van stichting Skal.