ECLI:NL:CBB:2021:956

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
21/502
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van subsidieaanvraag op basis van TVL door College van Beroep voor het Bedrijfsleven

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 19 oktober 2021, zaaknummer 21/502, werd de aanvraag van appellante voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de SBI-code die op de peildatum van 15 maart 2020 in het handelsregister stond geregistreerd, niet was opgenomen in de bijlage bij de TVL. De appellante, een houdstermaatschappij, had een andere SBI-code die wel aansloot bij haar feitelijke bedrijfsactiviteiten, maar deze was pas later met terugwerkende kracht ingeschreven. Het College oordeelde dat verweerder geen rekening hoefde te houden met deze latere wijziging, aangezien de regels van de TVL geen ruimte bieden voor maatwerk op basis van feitelijke bedrijfsactiviteiten. De appellante voerde aan dat de afwijzing leidde tot onevenredige gevolgen en dat er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, maar het College oordeelde dat de enkele omstandigheid dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de TVL onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van onevenredige besluitvorming. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels rondom de TVL en de verantwoordelijkheid van ondernemers om de juiste gegevens in het handelsregister te laten registreren.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/502

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam BV] ., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. J. van de Kerkhof),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en mr. drs. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) afgewezen.
Bij besluit van 10 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure2. Over de onderneming was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code [.....] (Financiële holdings) opgenomen en als bedrijfsomschrijving ‘Houdstermaatschappij’.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de SBI-code waarmee appellante op de peildatum van 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister van de KvK niet is opgenomen in de bijlage bij de TVL. In bezwaar heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat met een latere aanpassing van de bedrijfsomschrijving en de op basis daarvan geregistreerde SBI-code geen rekening kan worden gehouden. In bezwaar heeft verweerder ook onderzocht of met toepassing van artikel 2, derde lid, van de TVL een uitzondering kon worden gemaakt. De bedrijfsomschrijving op 15 maart 2020 (Houdstermaatschappij) kan volgens verweerder echter niet worden gekoppeld aan SBI-code [.....] (Verhuur en lease van vrachtwagens, autobussen en campers), die wel in de bijlage bij de TVL is opgenomen en volgens appellante past bij haar feitelijke bedrijfsactiviteiten.
Standpunt appellante
4. Appellante voert aan dat verweerder een onjuiste toepassing geeft aan de TVL door bij de beoordeling van de aanvraag ten onrechte niet uit te gaan van de SBI-code [.....] (Verhuur en lease van vrachtwagens, autobussen, en campers). Deze SBI-code past bij de feitelijke werkzaamheden van appellante en is als zodanig ook in september 2020 met terugwerkende kracht ingeschreven in het handelsregister van de KvK. Verweerder dient maatwerk toe te passen en op grond daarvan over te gaan tot toekenning van subsidie aan appellante. Zij voert verder aan dat verweerder in een soortgelijke situatie als die van appellante heeft geconcludeerd dat door een fout van de KvK op 15 maart 2020 niet de juiste SBI-code geregistreerd was en verweerder daarom alsnog is overgegaan tot toekenning van de subsidie. Op grond van het gelijkheidsbeginsel dient verweerder ook in het geval van appellante over te gaan tot toekenning van de subsidie. Het niet toekennen van de subsidie leidt, nu de financiële belangen naar mate de tijd vordert groter worden, in het geval van appellante tot onevenredige gevolgen.
Standpunt verweerder
5. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de TVL geen ruimte biedt om rekening te houden met feitelijke bedrijfsactiviteiten. Verweerder merkt daarbij op dat de verantwoordelijkheid voor het vermelden van de juiste bedrijfsomschrijving, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 19 van de Handelsregisterwet 2007 en artikel 11 van het Handelsregisterbesluit 2008, bij appellante ligt.
De enkele omstandigheid dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden van de TVL is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van onevenredige besluitvorming. In de Kamerbrief van 26 februari 2020, welke appellante als bijlage bij haar beroepschrift heeft bijgesloten, staat hierover vermeld dat de Algemene wet bestuursrecht geen ruimte biedt om af te wijken alleen omdat een besluit nadelig uitpakt voor de ondernemer. Het gaat uitsluitend om zeer uitzonderlijke gevallen, waarin het besluit onevenredig nadelig zou uitpakken. Daarbij kan worden gedacht aan een onderneming die in de referentieperiode te kampen heeft gehad met brand, ernstige ziekte of een overlijden in de directe omgeving, waardoor deze geen referentieomzet heeft en daarom niet in aanmerking komt voor de TVL. Dat is in dit geval niet aan de orde.
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat in de zaak waar appellante naar heeft verwezen, de omschrijving van de bedrijfsactiviteiten wel aansloot bij een SBI-code die recht geeft op financiële steun en dat deze SBI-code door de KvK ten onrechte niet was geregistreerd. Dit is in het geval van appellante niet aan de orde.
Beoordeling door het College6. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderneming op de peildatum van 15 maart 2020 niet stond ingeschreven met de SBI-code [.....] . Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen (al dan niet met terugwerkende kracht) die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum van 15 maart 2020. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat de bedrijfsomschrijving op 15 maart 2020 (Houdstermaatschappij) niet met toepassing van artikel 2, derde lid, van de TVL kan worden gekoppeld aan SBI-code [.....] (Verhuur en lease van vrachtwagens, autobussen en campers), die wel in de bijlage bij de TVL is opgenomen en volgens appellante past bij haar feitelijke bedrijfsactiviteiten.
7. Zoals het College in haar uitspraak van 25 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:521) heeft overwogen, biedt de TVL geen ruimte om rekening te houden met de feitelijke bedrijfsactiviteiten. Naar het oordeel van het College heeft verweerder in de door appellante aangevoerde omstandigheden dus geen aanleiding hoeven zien om op dit punt af te wijken van de TVL. De enkele omstandigheid dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden van de TVL is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van onevenredige besluitvorming. Dat sprake is van een zeer uitzonderlijk geval, waarin het besluit onevenredig nadelig uitpakt, is niet onderbouwd. Van een schending van het gelijkheidsbeginsel is evenmin sprake. Anders dan in het geval waar appellante naar heeft verwezen is niet gesteld en ook niet gebleken dat de KvK op basis van de bedrijfsomschrijving van appellante, zoals die op 15 maart 2020 in het handelsregister was opgenomen, de SBI-code onjuist heeft geregistreerd.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van mr. drs. L. van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
BIJLAGE
Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL)
Artikel 2 van de TVL luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De minister verstrekt eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juni, juli, augustus en september van 2020.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van de omzet in de referentieperiode met de ratio tussen de vaste kosten en de omzet van een gemiddeld bedrijf, zoals per sector genoemd in de vierde kolom van de tabel in de bijlage, ten minste € 4.000 bedraagt;
c. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofd- of nevenactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage;
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
3. In afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien uit de aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de onderneming, waaronder de onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister, ten genoegen van de minister blijkt dat de onderneming een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage.”
Handelsregisterwet 2007 (Hrw)
Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Hrw doen de daartoe verplichte personen, met inachtneming van het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde, de opgaven die de Kamer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de in artikel 9 tot en met 14, 15a, tweede lid, en 16a, eerste lid, genoemde en de in artikel 17, onderdeel a, bedoelde gegevens te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn.
Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb)
Op grond van artikel 11, aanhef en onder b, van het Hrb wordt in het handelsregister over een onderneming opgenomen een korte aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten.