ECLI:NL:CBB:2021:95

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
18/1301
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
  • T. Pavićević
  • C.M.J. Rouwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over geheimhouding van documenten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 januari 2021 een beslissing genomen over een verzoek tot beperking van de kennisneming van bepaalde documenten in het kader van een hoger beroep. Appellante, een B.V., had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2018. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit was verweerder in deze procedure. Het College heeft op basis van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de motivering van verweerder voor geheimhouding van de documenten beoordeeld. Verweerder had aangevoerd dat de documenten persoonlijke gegevens en beleidsopvattingen van ambtenaren bevatten en om die reden geheim moesten blijven. Het College oordeelde echter dat de motivering van verweerder onvoldoende was om de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten. Het College benadrukte het belang van openbaarheid en dat partijen gelijkelijk toegang moeten hebben tot relevante informatie. De stukken B1 tot en met B8, die door verweerder waren aangedragen, werden teruggestuurd en verweerder werd opgedragen deze binnen twee weken aan het College en appellante toe te sturen. De beslissing werd genomen door mr. T. Pavićević, met mr. C.M.J. Rouwers als griffier.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/1301
beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep

[naam] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2018, kenmerk ROT 17/2716 en ROT 17/2717, in het geding tussen

appellanteende minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Turuçlu).

Procesverloop

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:5315; niet gepubliceerd).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2019. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de zitting is het onderzoek heropend en heeft het College verweerder verzocht de nota “matiging boete bij overschrijding van de redelijke termijn” te overleggen.
Bij brief van 28 februari 2020 heeft verweerder deze nota overgelegd.
Bij brief van 13 mei 2020 heeft het College verweerder nadere vragen gesteld omtrent de betreffende nota. Hierop heeft verweerder bij brief van 6 augustus 2020 gereageerd. Als bijlage bij deze brief heeft verweerder mailverkeer en verslagen van een driehoeksoverleg tussen medewerkers van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de volgende stukken:
- B1 e-mails van 22 augustus 2007 en 23 augustus 2007;
- B2 concept-notulen kernteamoverleg Handhaving;
- B3 e-mail van 26 september 2013;
- B4 verslag van een overleg van 23 januari 2014;
- B5 e-mails van 17 januari 2014, 21 januari 2014 en 23 januari 2014 en de nota “matiging boete bij overschrijding van de redelijke termijn”;
- B6 e-mails van 17 januari 2014, 21 januari 2014, 23 januari 2014 en 10 februari 2014 en een aangepaste nota “matiging boete bij overschrijding van de redelijke termijn”;
- B7 verslag van een overleg van 27 februari 2014;
- B8 e-mails van 13 mei 2014 en 14 mei 2014.
Bij brief van 5 november 2020 heeft het College verweerder in de gelegenheid gesteld de noodzaak van de gevraagde beperking van kennisneming toe te lichten.
Bij brief van 26 november 2020 heeft verweerder de door hem gestelde noodzaak toegelicht.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
2. Deze door het College te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar tegenover staat dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden
.
3. Verweerder heeft op 26 november, naar aanleiding van het verzoek van het College op 5 november 2020 om een nadere onderbouwing van het verzoek, aangevoerd dat de stukken B1 tot en met B8 producties betreffen, die persoonlijke gegevens en persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren bevatten ten behoeve van intern beraad en om die reden geheim dienen te blijven.
4. Hetgeen verweerder ter motivering van zijn geheimhoudingsverzoek heeft aangevoerd, is naar het oordeel van het College onvoldoende om de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten. In zijn brief heeft het College verzocht om een nadere motivering per productie. Tevens is op de website van het College informatie gegeven waaraan een verzoek op grond van artikel 8:29 van de Awb moet voldoen. Bij uitzondering zullen stukken in hun geheel vertrouwelijk blijven. Verweerder heeft niet concreet en specifiek gemotiveerd waarom de persoonlijke gegevens, dan wel de persoonlijke beleidsopvattingen van de ambtenaren in de overgelegde bijlagen vertrouwelijk dienen te blijven. Volstaan is slechts met een algemene mededeling. Nu een toelichting ontbreekt en ook anderszins niet is gebleken dat een beperkte kennisname van de stukken B1 tot en met B8 dient te prevaleren boven het belang van openbaarheid van de op onderhavige juridische procedure betrekking hebbende stukken, wijst het College het verzoek om beperking van de kennisneming af.
5. Het College stuurt de stukken B1 tot en met B8 terug aan verweerder. Verweerder is verplicht deze stukken in te sturen en dient binnen twee weken na de verzending van deze beslissing deze stukken aan het College en appellante toe te sturen. Stuurt verweerder een of meer stukken niet in, dan kan het College daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.

Beslissing

Het College:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken B1 tot en met B8 niet gerechtvaardigd is;
- bepaalt dat de stukken genoemd onder het vorige aandachtsstreepje worden teruggezonden aan verweerder;
- verzoekt verweerder binnen twee weken na heden de stukken B1 tot en met B8, waarvan de geheimhouding is afgewezen, aan het College en appellante toe te sturen.
Aldus genomen door mr. T. Pavićević in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Rouwers als griffier, op .
De rechter-commissaris is verhinderd De griffier is verhinderd de beslissing te de beslissing te ondertekenen ondertekenen