ECLI:NL:CBB:2021:948
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In deze zaak heeft de Maatschap [naam] uit [plaats] verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, waarin het beroep tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 maart 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak van 21 juli 2020 was gebaseerd op het feit dat appellante niet tijdig de gronden van het beroep had ingediend, ondanks een herstelmogelijkheid die was geboden. Het verzet werd behandeld op 22 september 2021, waarbij de appellante zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde, J.A. Brok. De minister was niet aanwezig op de zitting.
Het College heeft overwogen dat er in het algemeen geen hoge eisen worden gesteld aan de wijze waarop de bezwaren in een beroepschrift zijn verwoord. Echter, het beroepschrift moet ten minste één concrete beroepsgrond bevatten. In dit geval ontbraken de gronden in het beroepschrift, en het enkele indienen van een uittreksel uit het Handelsregister bood onvoldoende basis om te spreken van een beroepsgrond. Het College concludeerde dat het verzet ongegrond was, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.
De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, met F.L. van Haeften als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.