ECLI:NL:CBB:2021:939

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
20/465
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake definitieve heffing Diergezondheidsfonds Pluimvee

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in de zaak tussen een BV en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een beroep tegen de definitieve heffing Diergezondheidsfonds Pluimvee 2019, vastgesteld op € 2.550,41. De minister had eerder het bezwaar van de BV ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 22 september 2021 was de BV vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de minister niet aanwezig was.

Het College constateerde dat de BV, ondanks een eerdere gelegenheid om gronden van het beroep in te dienen, dit niet had gedaan. Het College benadrukte dat er in het algemeen geen hoge eisen worden gesteld aan de wijze waarop bezwaren zijn verwoord, maar dat er wel ten minste één concrete beroepsgrond moet zijn. In dit geval ontbraken de gronden in het beroepschrift, en het aanvullende uittreksel uit het Handelsregister bood geen inzicht in de bezwaren tegen het besluit van de minister.

Daarom concludeerde het College dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, met F.L. van Haeften als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/465

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam BV] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: J.A. Brok),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2019 heeft verweerder de definitieve heffing Diergezondheidsfonds Pluimvee 2019 voor appellante vastgesteld op € 2.550,41.
Bij besluit van 7 april 2020 heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het besluit van 7 april 2020 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2021. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. Het College stelt vast dat appellante, na bij griffiersbrief van 28 mei 2020 in de gelegenheid te zijn gesteld om alsnog de gronden van het beroep in te dienen, dat niet heeft gedaan.
2. Het College stelt voorop dat bij de beoordeling of een beroepschrift de gronden van het beroep bevat, in het algemeen geen hoge eisen worden gesteld aan de wijze waarop de bezwaren tegen het bestreden besluit zijn verwoord. In de regel zal ook van een in het beroepschrift dan wel tijdig naar aanleiding van een geboden herstelmogelijkheid gegeven summiere motivering van het beroep kunnen worden aangenomen dat daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dit neemt niet weg dat het (aanvullend) beroepschrift wel, hoe summier ook verwoord, ten minste één concrete beroepsgrond dient te bevatten.
3. Het beroepschrift bevatte geen gronden. Ter aanvulling van het beroepschrift heeft de gemachtigde een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel ingezonden. Uit dit uittreksel blijkt echter niet waarom appellante het niet eens is met het besluit van 7 april 2020. Het College is dan ook van oordeel dat dit alleen onvoldoende is om te kunnen spreken van een beroepsgrond in de zin van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
4. Het beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van F.L. van Haeften, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.
w.g. T.G.M. Simons w.g. F.L. van Haeften