ECLI:NL:CBB:2021:938
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In deze zaak heeft appellante, een BV gevestigd te [plaats], verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. De oorspronkelijke uitspraak, gedaan op 21 juli 2020, verklaarde het beroep van appellante tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet-ontvankelijk. Dit besluit was genomen op 9 maart 2020. Appellante had in een griffiersbrief van 18 mei 2020 de gelegenheid gekregen om de gronden van haar beroep in te dienen, maar heeft dit nagelaten.
Het verzet werd behandeld op 22 september 2021, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, J.A. Brok. De minister was niet aanwezig. Het College overwoog dat er in het algemeen geen hoge eisen worden gesteld aan de wijze waarop bezwaren tegen een besluit zijn verwoord, maar dat er wel ten minste één concrete beroepsgrond moet zijn. In dit geval bevatte het beroepschrift geen gronden, en het enkele uittreksel uit het Handelsregister dat in verzet werd ingediend, voldeed niet aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het College heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021 door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier F.L. van Haeften.