ECLI:NL:CBB:2021:937
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In deze zaak heeft appellante, een BV gevestigd te [plaats], verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) van 21 juli 2020, waarin haar beroep tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 maart 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. Het verzet werd behandeld op 22 september 2021, waarbij de appellante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, J.A. Brok. De minister was niet aanwezig op de zitting.
Het College heeft overwogen dat appellante in een griffiersbrief van 18 mei 2020 de gelegenheid heeft gekregen om de gronden van haar beroep in te dienen, maar dat zij dit niet heeft gedaan. Het College benadrukt dat er in het algemeen geen hoge eisen worden gesteld aan de wijze waarop bezwaren tegen een besluit zijn verwoord, maar dat er wel ten minste één concrete beroepsgrond moet zijn. In dit geval bevatte het beroepschrift geen gronden, en het enkele indienen van een uittreksel uit het Handelsregister was onvoldoende om aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te voldoen.
Daarom heeft het College het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 21 juli 2020 in stand blijft. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier F.L. van Haeften, en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.