ECLI:NL:CBB:2021:887

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
21/174
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in tuchtrechtspraak accountants

In deze zaak heeft appellant, een registeraccountant, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de accountantskamer van 20 november 2020. Het hoger beroep is ingesteld op grond van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra). De zitting vond plaats op 24 augustus 2021, waarbij appellant aanwezig was, maar de Koninklijke Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (de Nba) niet.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift is ingegaan op 23 november 2020 en geëindigd op 4 januari 2021. Appellant heeft zijn beroepschrift pas op 26 januari 2021 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. Appellant heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding te wijten is aan de zware werkdruk door de coronapandemie, maar het College heeft deze omstandigheden niet als verschoonbaar erkend.

Het College benadrukt dat artikel 43, eerste lid, van de Wtra dwingend is en dat er geen mogelijkheid is om hiervan af te wijken. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 14 september 2021.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/174
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 september 2021 op het hoger beroep van:

[naam] , registeraccountant, appellant

tegen de uitspraak van de accountantskamer van 20 november 2020, nummer 20/1400 Wtra PE, gegeven op een klacht, tegen appellant ingediend door

de Koninklijke Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (de Nba)

Procesverloop

Appellant heeft op grond van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) hoger beroep ingesteld tegen de bovenvermelde uitspraak van de accountantskamer.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2021. Appellant is verschenen. De Nba is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 43, eerste lid, van de Wtra kan binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak van de accountantskamer hoger beroep worden ingesteld bij het College. In artikel 43a, eerste lid, van de Wtra is bepaald dat hoger beroep wordt ingesteld door het indienen van een beroepschrift bij het College.
2. Op 26 januari 2021 is ter griffie van het College het op 23 januari 2021 gedateerde beroepschrift van appellant ontvangen.
3. Het College stelt vast dat in de aangevallen uitspraak staat vermeld dat een afschrift hiervan aan partijen is verzonden op 20 november 2020, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is ingegaan op 23 november 2020 en is geëindigd op 4 januari 2021. Dit betekent dat het beroepschrift van appellant niet tijdig is ingediend.
4. Appellant voert aan dat de termijnoverschrijding het gevolg is van de zware werkdruk door de coronapandemie, die een sterk negatief economisch effect heeft op de onderneming waar appellant werkzaam is. Ter zitting heeft appellant nader toegelicht dat hij
chief executive officeris en in de afgelopen maanden druk was met aan financiering gerelateerde zaken. Appellant heeft ter zitting verder aangevoerd dat zijn belang bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep zwaarder weegt dan het belang van handhaving van de termijn.
5. In de door appellant aangevoerde omstandigheden ziet het College geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Niet is gebleken dat het voor appellant onmogelijk was om binnen de termijn ten minste een kort beroepschrift in te (laten) dienen met het verzoek om een nadere termijn voor het indienen of aanvullen van de gronden van het hoger beroep. Het College wijst er ten slotte op dat artikel 43, eerste lid, van de Wta dwingend van aard is, zodat het College daarvan niet mag afwijken.
6. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het hoger beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
7. De beslissing op dit hoger beroep berust mede op hoofdstuk V van de Wtra.

Beslissing

Het College verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, mr. M.M. Smorenburg en
mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.
w.g. T.G.M. Simons De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen