In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een BV en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de toekenning van een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL). De appellante, een onderneming die zich richt op het organiseren van congressen en beurzen, had een subsidie van € 12.472,48 aangevraagd, maar deze was door de staatssecretaris afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de SBI-code waaronder de onderneming geregistreerd stond op de peildatum van 15 maart 2020 niet voldeed aan de voorwaarden voor de subsidie.
De appellante voerde aan dat haar activiteiten onder een andere SBI-code vielen, wat zou moeten leiden tot een andere beoordeling van haar aanvraag. Ze verwees naar een accountantsverklaring en een eerdere uitspraak van het College waarin werd geoordeeld dat bij wijzigingen in de SBI-code rekening gehouden moest worden met de feitelijke activiteiten van de onderneming. Het College oordeelde echter dat de staatssecretaris geen rekening hoefde te houden met wijzigingen die na de peildatum in het handelsregister zijn doorgevoerd. De registratie op de peildatum was bepalend voor de toekenning van de subsidie.
Het College concludeerde dat de appellante niet kon aantonen dat haar activiteiten onder een SBI-code vielen die recht gaf op de subsidie. De uitspraak van 22 december 2020 waar de appellante naar verwees, was niet van toepassing omdat het in dit geval ging om een niet-geregistreerde SBI-code. Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de registratie in het handelsregister op de peildatum voor de beoordeling van subsidieaanvragen.