ECLI:NL:CBB:2021:873

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
21/508
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) en de beoordeling van SBI-codes

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 september 2021, zaaknummer 21/508, staat de aanvraag van een BV centraal voor een subsidie op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL). De aanvraag werd door de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat afgewezen, omdat de SBI-code waaronder de BV op 15 maart 2020 was ingeschreven, niet in de bijlage van de TVL stond. De BV stelde dat zij recht had op subsidie op basis van artikel 2, derde lid, van de TVL, dat een uitzonderingsbepaling bevat voor bedrijven die weliswaar niet onder de juiste SBI-code zijn ingeschreven, maar wel feitelijke activiteiten hebben die in aanmerking komen voor subsidie. De BV voerde aan dat haar activiteiten overeenkwamen met een SBI-code die wel in de bijlage stond, maar het College oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de feitelijke bedrijfsactiviteiten niet relevant waren voor de beoordeling van de subsidieaanvraag. Het College bevestigde dat de TVL geen ruimte biedt om met feitelijke bedrijfsactiviteiten rekening te houden en dat de inschrijving in het handelsregister op de peildatum bepalend is. Het beroep van de BV werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste SBI-code en de strikte toepassing van de regels rondom de TVL-subsidie.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/508

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2021 in de zaak tussen

[naam BV] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. G.H. Blom),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. Scholtes).

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) afgewezen.
Bij besluit van 22 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Namens appellante is ook [naam ] verschenen.

Overwegingen

Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure
Appellante heeft een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de TVL.
Over de onderneming van appellante waren op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-codes [.......] (drukkerijen van boeken e.d.) en [.......] (overige drukkerijen) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving “(de voorbereiding voor) het verlenen van communicatiediensten en het (doen) produceren van grafische materialen”.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de SBI-codes waarmee appellante op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister niet zijn opgenomen in de bijlage bij de TVL. Verweerder heeft de maatwerkprocedure in artikel 2, derde lid, van de TVL toegepast, maar is tot de conclusie gekomen dat dit appellante niet kan baten. Voor een geslaagd beroep op de maatwerkprocedure moet de bedrijfsomschrijving die op 15 maart 2020 geregistreerd stond in het handelsregister stroken met een SBI-code die in de bijlage van de TVL staat. In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat uit de bedrijfsomschrijving niet blijkt dat appellante handelt in non-food consumentenartikelen, maar alleen dat appellante zich richt op communicatiediensten en op de productie van grafische materialen. Verder geeft de TVL verweerder geen ruimte om op basis van feitelijke bedrijfsactiviteiten subsidie te verlenen. Verweerder verwijst daarbij naar de uitspraak van het College van 25 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:521), waarin het heeft geoordeeld dat de feitelijke bedrijfsactiviteiten niet hoeven te worden meegenomen. Dit wordt niet anders door de grote financiële gevolgen voor appellante.
Standpunt appellante
5. Appellante voert aan dat zij op grond van artikel 2, derde lid, van de TVL subsidie zou moeten krijgen vanwege de zeer zware financiële gevolgen van de maatregelen. Appellante heeft namelijk nog altijd de vaste lasten, maar daar staat geen omzet tegenover. Artikel 2, derde lid, van de TVL bevat volgens appellante een uitzonderingsbepaling waarbij subsidie kan worden verleend als blijkt dat de feitelijke activiteiten van appellante wel in aanmerking komen voor TVL. Appellante is van mening dat haar activiteiten aansluiten bij SBI-code [.......] (groothandel in overige consumentenartikelen (non-food) (rest)). Dit is dezelfde code als die van haar belangrijkste zakenpartner.
Beoordeling door het College
6. Tussen partijen is niet in geschil dat de SBI-code [.......] op de peildatum 15 maart 2020 niet in het handelsregister stond vermeld. Ook is niet in geschil dat de bedrijfsomschrijving van appellante geen aanknopingspunt biedt om aan te sluiten bij een andere SBI-code.
7. Verweerder is terecht voorbij gegaan aan de feitelijke bedrijfsactiviteiten van appellante. Zoals het College in de uitspraak van 25 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:521) heeft overwogen, biedt de TVL geen ruimte om met feitelijke bedrijfsactiviteiten rekening te houden.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van T.S. García Bijvoet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2021.
w.g. B. Bastein w.g. T.S. García Bijvoet
BIJLAGE
Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL)
Artikel 2 van de TVL luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De minister verstrekt eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juni, juli, augustus en september van 2020.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van de omzet in de referentieperiode met de ratio tussen de vaste kosten en de omzet van een gemiddeld bedrijf, zoals per sector genoemd in de vierde kolom van de tabel in de bijlage, ten minste € 4.000 bedraagt;
c. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofd- of nevenactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage;
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
3. In afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien uit de aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de onderneming, waaronder de onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister, ten genoegen van de minister blijkt dat de onderneming een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage.”