ECLI:NL:CBB:2021:861
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking chauffeurskaart wegens ontbreken nieuwe Verklaring Omtrent het Gedrag
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 september 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een appellante tegen de intrekking van haar chauffeurskaart door de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. De intrekking vond plaats omdat appellante geen nieuwe Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) heeft overgelegd, ondanks een verzoek daartoe van verweerder. De chauffeurskaart was oorspronkelijk verstrekt met een geldigheidsduur tot 5 april 2025, maar na informatie van de Dienst Justis dat appellante recentelijk met justitie in aanraking was gekomen, werd zij verplicht om binnen vier weken een nieuwe VOG te overleggen. Appellante heeft deze termijn niet nageleefd, wat leidde tot de intrekking van haar chauffeurskaart op basis van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten.
Tijdens de zitting op 23 juni 2021 heeft appellante aangevoerd dat zij rechtsmiddelen had aangewend tegen de afwijzing van haar aanvraag om een VOG en dat zij, indien zij weer een VOG zou verkrijgen, ook een chauffeurskaart nodig had om haar werkzaamheden te kunnen voortzetten. Het College oordeelde echter dat verweerder op grond van de wet verplicht was om de chauffeurskaart in te trekken, omdat appellante niet tijdig aan de eis voldeed. Het College heeft geen aanleiding gezien om de procedure aan te houden in afwachting van de uitkomst van de strafzaak en het hoger beroep over de VOG, en concludeerde dat de intrekking van de chauffeurskaart rechtmatig was.
De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep van appellante ongegrond is verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.