ECLI:NL:CBB:2021:82
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.L. Verbeek
- J.W.E. Pinckaers
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling onder Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, een melkveehouder, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had beroep ingesteld tegen de vaststelling van zijn fosfaatrecht op basis van de Meststoffenwet (Msw). De minister had op 10 januari 2018 het fosfaatrecht van de appellant vastgesteld op 3045 kg, maar dit werd later herzien naar 3746 kg na een melding van bijzondere omstandigheden door de appellant. De appellant betwistte de vaststelling van zijn fosfaatrecht, omdat hij meende dat de minister bij de beoordeling van zijn fosfaatruimte van een onjuiste fosfaattoestand was uitgegaan. Hij voerde aan dat niet al zijn grasland een hoge PAL-waarde had en dat de minister ten onrechte een korting had toegepast omdat zijn bedrijf niet als grondgebonden werd aangemerkt.
Het College heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en vastgesteld dat de door de appellant overgelegde analyseverslagen niet voldeden aan de eisen van de Uitvoeringsregeling Msw. De verslagen bevatten onvoldoende informatie over de bemonstering en de fosfaattoestand van de bodem. Het College concludeerde dat de minister de fosfaatruimte van de appellant terecht had vastgesteld en dat de korting van 330,5 kg gerechtvaardigd was. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte en volledige documentatie bij de vaststelling van fosfaatrechten onder de Meststoffenwet.