ECLI:NL:CBB:2021:624

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
21/489
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot de Wet dieren

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 15 juni 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een last onder bestuursdwang was opgelegd. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een overtreding van de Wet dieren, waarbij de verzoeker niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit dat op 23 april 2021 was genomen. De verzoeker heeft op 8 juni 2021 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 7 juni 2021 was verstreken en de verzoeker binnen deze termijn geen bezwaar had gemaakt. Hierdoor ontbrak de noodzakelijke connexiteit tussen het verzoek om voorlopige voorziening en de bezwaarprocedure, zoals vereist door artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/489
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juni 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , verzoeker,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigden: mr. B.M. Kleijs en mr. M.J.H. van der Burgt).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd vanwege overtreding van de Wet dieren.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2021. Verzoeker is verschenen met [naam 2] als deskundige. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Ingevolge artikel 6:7 in samenhang met artikel 6:8, eerste lid, Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze aan met ingang van de dag na die waarop een besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen het primaire besluit is op 7 juni 2021 is verstreken en verzoeker heeft, zoals hij ter zitting heeft bevestigd, binnen deze termijn geen bezwaar gemaakt. Daarmee ontbreekt de in artikel 8:81 van de Awb bedoelde samenhang tussen het verzoek om voorlopige voorziening en een bezwaarprocedure en moet het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. A. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2021.
De voorzitter is verhinderd te ondertekenen.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: