Op 25 mei 2021 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetprocedure van [naam] B.V. tegen een eerdere uitspraak van 28 april 2020. In die uitspraak was het beroep van appellante ongegrond verklaard omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Appellante had verzet aangetekend tegen deze uitspraak en verzocht om gehoord te worden. De zitting vond plaats op 12 mei 2021, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, ir. J.J.S. Reekers. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit was niet vertegenwoordigd.
Tijdens de behandeling van het verzet heeft het College de omstandigheden rondom de (inmiddels overleden) "leidende" bestuurder van appellante, ir. P.C. Reekers, en de rol van de andere bestuurder, drs. S.A.L. Reekers, in overweging genomen. Het College kwam tot de conclusie dat de eerdere uitspraak niet in stand kon blijven, omdat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. Het College verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak van 28 april 2020 verviel en het onderzoek in de oorspronkelijke stand werd voortgezet. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. T.G.M. Simons, met F.L. van Haeften als griffier.