In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. Appellante, een melkveehouderij, betwistte de beslissing van de minister dat zij geen nieuw gestart bedrijf is in de zin van artikel 72 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. De minister had eerder het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op basis van de productie van melk en de vergunningen die voor 2 juli 2015 waren verleend. Het College oordeelde dat appellante niet aan de voorwaarden voldeed om als nieuw gestart bedrijf te worden aangemerkt, omdat zij niet beschikte over de vereiste vergunningen en meldingen. De minister had het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 5.118 kg, maar in een later besluit was dit ten onrechte verlaagd naar 5.104 kg. Het College verklaarde het beroep gegrond en herstelde het fosfaatrecht op 5.118 kg, terwijl het bestreden besluit werd vernietigd. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante.