ECLI:NL:CBB:2021:298

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
20/94
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Meststoffenwet

Op 16 maart 2021 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van Maatschap [naam], appellante, tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van 28 november 2019. Bij uitspraak van 4 augustus 2020 verklaarde het College het beroep niet-ontvankelijk, omdat appellante, ondanks een griffiersbrief van 21 februari 2020, het verschuldigde griffierecht niet had betaald. Hierop heeft appellante verzet aangetekend tegen deze uitspraak, stellende dat de griffiersbrief niet correct was afgehandeld binnen de organisatie van haar gemachtigde, mr. H. Sikkema.

Het College heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de fouten van de gemachtigde voor rekening en risico van appellante komen. De argumentatie van appellante dat de miscommunicatie binnen de organisatie van de gemachtigde niet aan haar kan worden tegengeworpen, werd door het College verworpen. Het College benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het betalen van het griffierecht bij appellante ligt, ongeacht de interne communicatieproblemen van de gemachtigde.

De beslissing van het College was dat het verzet ongegrond werd verklaard. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 maart 2021 door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.A. Bohlmeijer.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/94

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2021 op het verzet van

Maatschap [naam] , te [plaats] , appellante (gemachtigde: mr. H. Sikkema)

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 november 2019.
Bij uitspraak van 4 augustus 2020 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak van 4 augustus 2020 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat (de gemachtigde van) appellante, na bij griffiersbrief van 21 februari 2020 in de gelegenheid te zijn gesteld het verschuldigde griffierecht te betalen, dit niet heeft gedaan.
2. In verzet is naar voren gebracht dat binnen de organisatie van de gemachtigde van appellante de griffiersbrief van 21 februari 2020 aan de crediteurenadministratie is gezonden met de opdracht om zorg te dragen voor betaling van het griffierecht, maar dat dit door een miscommunicatie niet is gedaan. Dit verzuim binnen de organisatie van de gemachtigde mag niet aan appellante worden tegengeworpen.
3. Het College volgt dit niet. Volgens vaste rechtspraak (ook) van het College komen fouten van een gemachtigde voor rekening en risico van degene die de machtiging heeft gegeven, in dit geval appellante. Het verzet is daarom ongegrond. Mogelijke (rechts)gevolgen in de verhouding tussen appellante en de gemachtigde zijn in deze procedure bij de bestuursrechter niet aan de orde.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van D.A. Bohlmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2021.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer