ECLI:NL:CBB:2021:267

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
20/645
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

Op 16 maart 2021 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van de vennootschap onder firma [naam 1] V.O.F. tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellante had verzet aangetekend tegen de uitspraak van 22 september 2020, waarin haar beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Dit gebeurde omdat appellante niet had voldaan aan de verzoeken om een machtiging over te leggen, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld. In het verzet werd door [naam 2] aangevoerd dat de griffiersbrief van 28 juli 2020 niet was ontvangen, maar het College constateerde dat deze brief wel degelijk was ontvangen. Het College oordeelde dat fouten van een gemachtigde voor rekening en risico van de appellante komen. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/645

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2021 op het verzet van

de vennootschap onder firma [naam 1] V.O.F., te [plaats] , appellante (waarvoor optreedt: [naam 2] )

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 juni 2020.
Bij uitspraak van 22 september 2020 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak van 22 september 2020 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante, nadat zij bij aan [naam 2] verzonden griffiersbrief van 28 juli 2020 in de gelegenheid was gesteld een machtiging over te leggen, dit niet heeft gedaan.
2. In verzet is door [naam 2] aangevoerd: “ [naam 1] noch [naam 2] stelt de brief van uw College d.d. 28 juli 2020 te hebben gelezen. Of deze brief is niet verzonden, of is niet aangekomen of is bij één van beide hiervoor genoemde personen zoekgeraakt.”
3. Het College stelt vast dat uit het dossier blijkt dat [naam 2] de griffiersbrief van
28 juli 2020 heeft ontvangen. Of de brief wel of niet is zoekgeraakt, doet niet terzake.
4. Volgens vaste rechtspraak (ook) van het College komen fouten van een gemachtigde voor rekening en risico van degene die de machtiging heeft gegeven, in dit geval appellante. Het verzet is daarom ongegrond. Mogelijke (rechts)gevolgen in de verhouding tussen appellante en de gemachtigde zijn in deze procedure bij de bestuursrechter niet aan de orde.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van D.A. Bohlmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2021.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer