Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
2. Verweerder heeft bij het verzoek om beperking van de kennisneming de zienswijzen van de twee betrokken toelatinghouders betrokken.
3. Verweerder wenst beperking van de kennisneming van twee studies voor gegevens over certificaten, omdat een studie zonder certificaat niet één op één overgenomen kan worden voor het verkrijgen van een toelating en deze gegevens daarom van groot commercieel belang zijn voor de toelatinghouders. Volgens verweerder heeft appellante geen belang bij kennisneming van deze gegevens, omdat het niet gaat om milieu-informatie of emissiegegevens en daarnaast uit openbare informatie kan worden afgeleid op welke wijze de studies zijn uitgevoerd.
4. Verweerder wenst verder beperking van de kennisneming van de derde studie voor de gegevens over meetmethodes, die gedetailleerd zijn beschreven. Deze methodes zijn ontwikkeld door de derde-partij en zijn beschermd door intellectuele eigendomsrechten. Het gaat om concurrentie- en misbruikgevoelige informatie. Verweerder stelt dat het belang van de derde-partij bij bescherming van deze gegevens groot is, terwijl appellante geen belang heeft bij kennisneming van deze gegevens in het kader van de milieubelangen waar zij voor staat.
5. De door de rechter-commissaris te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar staat tegenover dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl verweerder er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die hij/zij voor een goede uitoefening van zijn/haar taken nodig heeft. Onder concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens vallen ook gegevens die, hoewel zelf niet als bedrijfsgegevens aan te merken, niettemin inzicht kunnen bieden in de door betrokkene(n) voorgestane (markt)strategie.
6. De rechter-commissaris acht beperking van de kennisneming van de drie studies gerechtvaardigd, omdat deze bedrijfsvertrouwelijke gegevens of concurrentiegevoelige gegevens bevatten. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de gegevens zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de partij die er niet over beschikt in dit geval niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Omdat de beperking van de kennisneming van de in de derde studie beschreven meetmethodes om deze reden reeds gerechtvaardigd is, spreekt de rechter-commissaris zich niet meer uit over het argument dat deze methodes beschermd zijn door intellectuele eigendomsrechten.
7. Verweerder heeft voorts verzocht om beperking van de kennisneming van de aanvraagformulieren voor persoonsgegevens van onder meer de contactpersonen en voor de namen van auteurs van vertebraten studies. Als gewichtige reden voor het vertrouwelijk houden van deze persoonsgegevens stelt verweerder dat openbaarmaking ervan in het verleden heeft geleid tot misbruik, zoals rechtstreeks mailcontact en publieke beschuldigingen. Volgens verweerder is dit risico ook nu reëel. Daarnaast stelt verweerder dat deze gegevens op grond van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming/AVG) beschermd worden en dat de namen van de auteurs van studies over gewervelde dieren ook op grond van artikel 63, tweede lid, aanhef en onder g, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Verordening 1107/2009) vertrouwelijk moeten blijven. Volgens verweerder is het belang van de toelatinghouders bij bescherming van deze persoonsgegevens groot, terwijl appellante geen belang heeft bij kennisneming van die gegevens in het kader van de milieubelangen waar zij voor staat.
8. De rechter-commissaris acht beperking van de kennisneming van de in de aanvraagformulieren genoemde namen van auteurs van studies met gewervelde dieren gerechtvaardigd. Dit zijn gegevens die volgens artikel 63, tweede lid, aanhef en onder g, van Verordening 1107/2009 de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen in het gedrang brengen.
9. Voor de overige gegevens wijst de rechter-commissaris op artikel 63, eerste lid, van Verordening 1107/2009 waarin is bepaald:
“Een persoon die verzoekt om vertrouwelijke behandeling van de informatie die hij uit hoofde van deze verordening indient, verstrekt een verifieerbare verantwoording om aan te tonen dat openbaarmaking zijn commerciële belangen of de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke integriteit in het gedrang kan brengen.”
De rechter-commissaris stelt vast dat in dit geval geen sprake is van een dergelijke verifieerbare verantwoording. De motivering van het verzoek is te algemeen van aard. Ten aanzien van de verwijzing naar de AVG ontbreekt een toelichting op grond van welke bepaling(en) van de AVG er sprake zou zijn van gewichtige redenen voor beperking van de kennisneming. Beperking van de kennisneming is onder deze omstandigheden niet gerechtvaardigd.
10. Het verzoek van verweerder heeft ook betrekking op een korte passage op pagina 4 van de aanvraag van derde-partij (Nemasol). In die passage zijn op het eerste gezicht geen persoonsgegevens opgenomen. Ook voor deze passage ontbreekt aldus een toereikende motivering om beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten.
11. Uit het voorgaande volgt dat de rechter-commissaris beperking van de kennisneming van de drie studies gerechtvaardigd acht, alsmede beperking van de kennisneming van de in de aanvraagformulieren genoemde namen van auteurs van studies over gewervelde dieren.
12. Voor het overige wordt het verzoek om beperking van de kennisneming afgewezen.
13. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent. Appellante en derde-partij worden verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de aanvraagformulieren, voor zover het betreft de namen van auteurs van studies over gewervelde dieren, en de drie studies, voor zover zij deze stukken niet kennen, uitspraak doet op het beroep.
14. Voor zover de beperking van de kennisneming van de aanvraagformulieren niet gerechtvaardigd is, stelt het College verweerder in de gelegenheid om nieuwe versies van pagina 3 en 4 van het aanvraagformulier van derde-partij en nieuwe versies van pagina 1, 2, 3 en 5 van het aanvraagformulier van Certis aan het College en de andere partijen toe te sturen. Stuurt verweerder een of meer stukken niet in, dan kan het College daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.