ECLI:NL:CBB:2021:1046

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
21/1222
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake tegemoetkoming TVL en vestigingsvereiste voor MKB-ondernemingen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 10 december 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een MKB-ondernemer die een subsidie had aangevraagd op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL). De ondernemer had een subsidie van € 6.801,60 toegewezen gekregen, maar was het niet eens met de hoogte van de subsidie en had bezwaar gemaakt. De minister van Economische Zaken en Klimaat verklaarde het bezwaar ongegrond, waarop de ondernemer beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 3 december 2021 werd vastgesteld dat de ondernemer zijn bedrijf vanuit zijn privéadres voerde, wat niet voldeed aan het vestigingsvereiste van de TVL. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de dreigende uitwinning van het hypotheekrecht door de bank. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van de minister om het bezwaar ongegrond te verklaren voorlopig stand kon houden, omdat de ondernemer niet voldeed aan de vereisten voor de subsidie. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van het vestigingsvereiste voor MKB-ondernemingen die aanspraak willen maken op de TVL-subsidie. De voorzieningenrechter bevestigde dat de ondernemer niet in aanmerking kwam voor de subsidie, omdat zijn onderneming niet fysiek afgescheiden was van zijn privéwoning en hij niet kon aantonen dat hij een andere vestiging had. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 december 2021.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1222
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 december 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , verzoeker

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. S. van Rijn).

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder (voorheen de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat) de aanvraag van verzoeker op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) toegewezen. De voorlopige subsidie bedraagt € 6.801,60.
Bij besluit van 13 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2021.
Verzoeker is verschenen. Verweerder is verschenen bij genoemde gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Verzoeker heeft een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de TVL. Verweerder heeft deze aanvraag toegewezen en verzoeker een subsidie van € 6.801,60 verleend. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt omdat hij het niet eens is met de hoogte van de verleende subsidie. Bij de heroverweging of verzoeker in aanmerking komt voor de TVL heeft verweerder getoetst of er aan het vestigingsvereiste wordt voldaan. Er wordt dan getoetst of een MKB-onderneming ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar. Als de onderneming op het privéadres gevestigd is, moet die fysiek afgescheiden zijn en voorzien zijn van een eigen opgang of toegang. Daarvan is in dit geval geen sprake, aldus verweerder. Verweerder heeft daarom het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verweerder is in het bestreden besluit niet ingegaan op het bezwaar van verzoeker over de hoogte van de omzet die in aanmerking genomen zou moeten worden voor de berekening van de hoogte van de subsidie, omdat verzoeker vanwege het niet voldoen aan het vestigingsvereiste, in het geheel niet in aanmerking komt voor een subsidie op grond van de TVL.
3. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat voor het treffen van een voorlopige voorziening in ieder geval is vereist dat sprake is van een spoedeisend belang. Met partijen – zij verschillen daarover niet (meer) van mening – is de voorzieningenrechter van oordeel dat daarvan sprake is. Naast de aard van de TVL is daartoe redengevend de omstandigheid dat uit de door verzoeker overgelegde stukken blijkt dat de bank heeft aangekondigd over te gaan tot uitwinning van het hypotheekrecht op 31 december 2021 indien niet is gebleken dat onder meer de kosten van de bank zijn betaald en de achterstanden van de bank zijn ingelopen.
4.1
De voorzieningenrechter staat vervolgens voor de vraag of het besluit waarbij verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond heeft verklaard naar voorlopig oordeel in rechte stand kan houden. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt als daartoe als volgt.
4.1.2
In artikel 2.1.1, tweede lid, aanhef en onder e, ten eerste, van de TVL is voor zover van belang, bepaald dat de subsidie enkel wordt verstrekt aan een MKB-onderneming die ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar van de MKB-onderneming of een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang.
4.1.3
Vast staat dat de onderneming van verzoeker volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel is gevestigd aan [adres] te [plaats] . Dit is het privéadres van verzoeker. Ter zitting heeft verzoeker te kennen gegeven dat hij zijn bedrijf voert vanuit een kamer in de huurwoning waar hij met zijn partner woont. Die kamer bereikt hij via de voordeur en de woonkamer. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste dat de onderneming fysiek afgescheiden is van de privéwoning en moet zijn voorzien van eigen opgang of toegang. Evenmin heeft verzoeker aannemelijk gemaakt dat zijn onderneming ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan zijn privéadres. Voor zover verzoeker stelt dat andere regelingen ook een vestigingsvereiste stellen en dat hij daar wel aan voldoet, kan hem dat niet baten. Dat is immers niet relevant voor de beoordeling van het vestigingsvereiste zoals neergelegd in de TVL. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter dus geen aanleiding om te concluderen dat de juistheid van verweerders besluitvorming ernstig betwijfeld dient te worden. Dat geldt ook voor het standpunt van verweerder dat voor zijn beoordeling de hoogte van de omzet van verzoeker die in aanmerking genomen zou moeten worden voor de berekening van de hoogte van de subsidie niet meer relevant is, omdat verzoeker om een andere reden in het geheel niet in aanmerking komt voor een subsidie op grond van de TVL.
5. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek afwijst. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: