Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2020 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 47.902,14. Daarnaast is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM overschreden. Anders dan verweerder in het vervangingsbesluit stelt, is de termijn niet aangevangen op 23 november 2018 maar op 20 februari 2018.
€ 47.902,14. Gelet op artikel 8:89, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het College in beginsel niet bevoegd te oordelen over een verzoek tot schadevergoeding als de schade meer bedraagt dan € 25.000,-. Appellante heeft haar verzoek om schadevergoeding niet beperkt tot het bedrag van € 25.000,- (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2081), zodat het College niet bevoegd is om een oordeel te geven.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd wat het verzoek tot schadevergoeding betreft;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 787,50.