ECLI:NL:CBB:2020:776

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
15/923, 16/8 en 16/9
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de geheimhoudingsbeslissing inzake gewasbeschermingsmiddelen en persoonsgegevens

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op verzoeken tot herziening van een eerdere geheimhoudingsbeslissing. De appellanten, waaronder De Bijenstichting en Stichting Natuur en Milieu, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb) met betrekking tot de toelating en herregistratie van gewasbeschermingsmiddelen met de werkzame stof imidacloprid. Het Ctgb had op 30 juli 2020 vertrouwelijke stukken overgelegd en medegedeeld dat alleen het College kennis mocht nemen van deze stukken, wat leidde tot verzoeken om herziening van deze beslissing. Het College heeft in zijn overwegingen de belangenafweging besproken die ten grondslag ligt aan de beperking van de kennisneming van persoonsgegevens en andere vertrouwelijke gegevens. Het College oordeelde dat de motivering van het Ctgb voor de beperking van de kennisneming niet toereikend was en dat de belangen van de appellanten bij kennisneming van de stukken zwaarder wogen dan de belangen van vertrouwelijkheid. De beslissing van 13 augustus 2020 werd aangevuld, waarbij de beperking van de kennisneming van bepaalde stukken alsnog gerechtvaardigd werd geacht op basis van nieuwe feiten. Het College heeft de verzoeken om terug te komen op de eerdere beslissing afgewezen en de verplichting opgelegd aan het Ctgb om binnen twee weken een nieuwe versie van de stukken in te dienen.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 15/923 16/8 16/9
beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

De Bijenstichting, te Vorden, (de Bijenstichting),

(gemachtigde: mr. L.J. Smale),

Stichting het NoordBrabants Landschap, te Haaren (NBL)

(gemachtigde: mr. L.J. Smale),

Stichting Natuur en Milieu, te Utrecht (N&M)

(gemachtigde mr. drs. J. Rutteman),

Stichting Greenpeace Nederland, te Amsterdam (Greenpeace)

(gemachtigde mr. drs. J. Rutteman),
appellanten,
en

het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb), verweerder

(gemachtigde: mr. D.S.P. Roelands-Fransen).
Als derde-partijen hebben aan het de gedingen deelgenomen:
Bayer CropScience SA-NV(Bayer) en
Nufarm B.V.(Nufarm)
(gemachtigde: mr. E. Broeren).

Procesverloop

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 25 november 2015, waarbij het Ctgb heeft beslist op hun bezwaren tegen besluiten tot toelating, wijziging van de toelating en verlenging van de toelating (herregistratie) van een aantal gewasbeschermingsmiddelen, alle met de werkzame stof imidacloprid.
Het Ctgb heeft op 30 juli 2020 de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken. Het betreft de stukken 45 tot en met 47, 49 tot en met 59, 62 en 64 tot en met 67 (reguliere processtukken zoals correspondentie en aanvraagformulieren) en de stukken 201 tot en met 237, 239, 240 en 242 tot en met 252 (studies).
Bij beslissing van 13 augustus 2020 heeft het College beslist dat beperking van de kennisneming van de studies (stukken 201 tot en met 237, 239, 240 en 242 tot en met 252) en het reguliere stuk 62 voor zover het betreft de bedrijfsvertrouwelijke gegevens, gerechtvaardigd is en dat voor het overige beperking van de kennisneming van de reguliere stukken niet gerechtvaardigd is. Het College heeft de reguliere stukken aan het Ctgb teruggezonden met het verzoek om een nieuwe versie van de reguliere stukken in te sturen.
De Bijenstichting, NBL, Bayer en het Ctgb hebben verzocht om deze beslissing te herzien. Het Ctgb heeft daarbij de aan hem teruggestuurde reguliere stukken in ongewijzigde vorm weer ingestuurd.

Overwegingen

1. Het Ctgb heeft verzocht om herziening van de beslissing van 13 augustus 2020 voor zover het College de kennisneming niet gerechtvaardigd heeft bevonden. Het Ctgb stelt de beslissing van het College dat beperking van de kennisneming van de reguliere processtukken wat betreft persoonsgegevens niet gerechtvaardigd is niet te begrijpen, omdat
(1) appellanten door geen kennis te kunnen nemen van de persoonsgegevens niet worden belemmerd in het belang bij kennisneming van de op de zaak betrekking hebbende stukken in het algemeen, (2) appellanten niet naar voren hebben gebracht dat zij wel belang zouden hebben bij kennisneming van deze persoonsgegevens, terwijl Ctgb en Bayer hebben gesteld dat appellanten dat belang niet hebben en de Bijenstichting in eerdere zaken heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan kennisneming van deze persoonsgegevens, (3) net als bij de studies ook bij de reguliere stukken de lopende bezwaarprocedures over de openbaarmakingsbesluiten worden doorkruist als appellanten kennis nemen van deze persoonsgegevens en (4) Bayer op meerdere gronden aannemelijk heeft gemaakt dat haar belang bij vertrouwelijkheid van deze persoonsgegevens groot is, waarbij het Ctgb verwijst naar de als bijlage bijgevoegde brief van Bayer aan het Ctgb van 8 september 2020.
2. Bayer heeft om dezelfde redenen als het Ctgb verzocht om herziening van de beslissing van 13 augustus 2020.
3. Het College stelt voorop dat artikel 8:119 van de Awb niet van toepassing is, aangezien de verzoeken geen betrekking hebben op een uitspraak in de zin van de Awb. Voor het terugkomen op een beslissing omtrent de toepassing van artikel 8:29 van de Awb kan aanleiding zijn in zeer uitzonderlijke gevallen, als naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek blijkt van evidente misslagen of nieuwe feiten. In dit licht overweegt het College het volgende omtrent de ingediende verzoeken.
4.1
De door het Ctgb onder 1 en 2 aangevoerde argumenten zijn een herhaling van de argumenten waarmee het Ctgb in zijn brief van 30 juli 2020 de beperking van de kennisneming van de persoonsgegevens in de reguliere stukken heeft onderbouwd en waarover het College onder overwegingen 3.1 tot en met 3.5 van de beslissing van 13 augustus 2020, voor zover hier van belang, het volgende heeft overwogen:
“3.1 Voor de reguliere processtukken heeft verweerder een beroep gedaan op vertrouwelijkheid van persoonsgegevens. Verweerder heeft gesteld dat het belang van Bayer bij bescherming van deze persoonsgegevens groot is, terwijl appellanten geen belang hebben bij kennisname van die gegevens in het kader van de milieubelangen waar zij voor staan.
[...]
3.3
Verweerder heeft ter onderbouwing van de vertrouwelijkheid gewezen op de zienswijze van Bayer, waarin Bayer erop heeft gewezen dat openbaarmaking van persoonsgegevens in het verleden heeft geleid tot misbruik, zoals rechtstreeks mailcontact en publieke beschuldigingen en dat dat risico ook nu reëel is. [...]
3.4
Het College is van oordeel dat de motivering van verweerder niet toereikend is om beperking van de kennisneming van de persoonsgegevens van medewerkers van de toelatinghouder te rechtvaardigen. Verweerder heeft niet uitgelegd in welk opzicht kennisneming van deze gegevens de belangen van deze personen concreet en daadwerkelijk zou kunnen aantasten. Een enkele, niet onderbouwde bewering over een algemeen risico van misbruik is onvoldoende om het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken medewerkers zwaarder te laten wegen dan het belang van appellanten bij kennisneming van de op de zaak betrekking hebbende stukken.
3.5
Voor het weglakken van de namen van auteurs van in de reguliere processtukken geciteerde studies geldt hetzelfde als hiervoor is overwogen bij de namen van medewerkers. [...]”
4.2
Doordat het Ctgb het gestelde misbruik van persoonsgegevens niet heeft geconcretiseerd voor betreffende personen, is het College niet gebleken of en hoe kennisneming door appellanten van deze persoonsgegevens die personen onevenredig kunnen schaden. Het College heeft dan ook niet het door het Ctgb gewenste gewicht aan deze belangen gegeven. Zoals het College onder 2 van de beslissing van 13 augustus 2020 heeft overwogen ligt aan de beslissing of de weigering of beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is een belangenafweging ten grondslag, waarbij enerzijds speelt het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen, terwijl anderzijds openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl het Ctgb er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn taken nodig heeft. Bij deze belangenafweging is dus, anders dan het Ctgb lijkt te betogen, niet het uitgangspunt hoe groot het belang van appellanten is bij kennisneming van de persoonsgegevens in de reguliere stukken. Het gaat er immers om dat artikel 8:42 Awb volledige kennisneming als uitgangspunt neemt, waarop alleen een uitzondering gemaakt kan worden als er sprake is van zwaarwegende belangen voor beperking van de kennisneming. Het ligt op de weg van degene die zich op de uitzondering beroept om aannemelijk te maken dat zich een uitzonderingssituatie voordoet.
5. In overweging 3.5 van de beslissing van 13 augustus 2020 heeft het College overwogen dat kennisneming van de in de reguliere stukken genoemde namen van auteurs van vertebratenstudies normaliter gerechtvaardigd is op grond van artikel 63, tweede lid, aanhef en onder g, van Verordening 1107/2009, maar dat hij niet kan vaststellen om welke studies het gaat en dat daarom de beperking van de kennisneming van deze gegevens onvoldoende onderbouwd is. Het Ctgb heeft bij zijn brief van 10 september 2020 alsnog de stukken 49, 50, 65 en 67 met vertebratenstudies overgelegd, waarin (alleen) de namen van de auteurs zwart gemaakt zijn. Nu het College alsnog kan vaststellen dat het gaat om vertebratenstudies en om welke gegevens het daarin precies gaat is op grond van artikel 63, tweede lid, aanhef , en onder g, van Verordening 1107/2009 vertrouwelijkheid van deze gegevens gerechtvaardigd. In zoverre geeft het verzoek van het Ctgb dan ook aanleiding voor aanvulling van de beslissing, nu sprake is van nieuwe feiten die dit rechtvaardigen.
6.1
De door het Ctgb onder 3 aangevoerde reden dat de lopende bezwaarprocedures over de openbaarmakingsbesluiten worden doorkruist als appellanten kennis nemen van de persoonsgegevens heeft het Ctgb in zijn verzoek van 30 juli 2020 alleen gegeven ter onderbouwing van de beperking van de kennisneming van de studies. Voor de reguliere stukken geeft het Ctgb deze reden nu voor het eerst gegeven als onderbouwing van de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens. Het College heeft deze reden dan ook niet meegewogen in zijn beslissing van 13 augustus 2020 en niet valt in te zien dat het Ctgb deze reden niet toen niet had kunnen geven voor de beperking van de kennisneming van de reguliere stukken. Het College ziet in het onder 3 aangevoerde argument daarom geen aanleiding terug te komen op de beslissing van 13 augustus 2020.
6.2
Bij het onder 4 aangevoerde argument dat Bayer op meerdere gronden aannemelijk heeft gemaakt dat haar belang bij vertrouwelijkheid van deze persoonsgegevens groot is, heeft het Ctgb verwezen naar een als bijlage bijgevoegde brief van Bayer aan het Ctgb van 8 september 2020, waarin Bayer haar zienswijze nader heeft toegelicht, onder toevoeging van stukken behorend bij de eerdere door Bayer aan het Ctgb gegeven zienswijze. Het Ctgb stelt dat hij bij zijn verzoek van 30 juli 2020 om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Awb heeft gewezen op de zienswijze van Bayer en de conclusie van deze zienswijzen heeft verwerkt in het verzoek. Het Ctgb begrijpt dan ook niet dat het College oordeelt dat een onderbouwing van Bayer over de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens ontbreekt, omdat het enkele feit dat de zienswijzen van Bayer niet integraal zijn opgenomen in of bijgevoegd bij het verzoek van 30 juli 2020, nog niet betekent dat die onderbouwing ontbreekt. Daarbij merkt het Ctgb op dat het College ook niet eerder van hem heeft verlangd dat de volledige zienswijzen van de toelatinghouders bij een verzoek op grond van artikel 8:29 van de Awb worden gevoegd.
6.3
Het College merkt hierover op dat het Ctgb in het begin van deze procedure bij brief van 30 september 2016 de op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ingestuurd met voor een aantal stukken het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Awb. Naar aanleiding van de op de regiezitting van 17 oktober 2017 gemaakte afspraken heeft het College deze stukken geretourneerd en heeft het Ctgb op 30 juli 2020 de op de zaak betrekking hebbende stukken in aangepaste vorm opnieuw ingediend met opnieuw voor een aantal stukken het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Awb. Bij dit nieuwe verzoek heeft het Ctgb in zijn brief van 30 juli 2020 bij het schetsen van de achtergrond van de zaak zijn eerdere brief van 30 september 2016 genoemd, alsmede een brief van Bayer van 26 augustus 2016 en een e-mail van derde-partijen van 22 september 2016. Het Ctgb heeft daarbij echter niet duidelijk gemaakt dat deze eerdere brieven dienden ter onderbouwing van het op 30 juli 2020 ingediende verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Awb. Integendeel, in de brief van 30 juli 2020 heeft het Ctgb onder randnummers 14 en 15 het volgende gesteld:
“14. Het Ctgb heeft vervolgens aan Bayer en Syngenta, de thans bekende data-eigenaren van de documenten op de geschoonde referentielijst, verzocht om aan te geven ten aanzien van welke stukken het Ctgb een verzoek ex artikel 8:29 Awb moet indien. Bayer heeft hierop gereageerd bij e-mails van 25, 26, 27 en 28 juni 2020. Syngenta heeft bij e-mail van 24 juni 2020 een reactie ingediend bij het Ctgb.
15. De zienswijze van Bayer en Syngenta zijn door het Ctgb betrokken bij de hiernavolgende motivering van het verzoek.”
6.4
Het Ctgb heeft bij zijn brief van 30 juli 2020 niet de zienswijzen van Bayer, uit 2016 noch uit 2020, als bijlage bijgevoegd. Het College heeft de zienswijze van Bayer daarom slechts bij zijn beslissing van 13 augustus 2020 kunnen betrekken voor zover die door het Ctgb is verwoord in zijn brief van 30 juli 2020. Daarbij merkt het College op dat het gaat om een beperking van het recht van partijen om gelijkelijk kennis te kunnen nemen van alle stukken en de volledige inhoud ervan, zodat het College zich bij zijn belangenafweging strikt beperkt tot de door het Ctgb aangevoerde redenen voor het beperken van de kennisneming. Ook hier geldt wat het College hiervoor onder 5 heeft overwogen dat niet valt in te zien dat het Ctgb de zienswijze van Bayer niet had kunnen overleggen bij zijn brief van 30 juli 2020 of daarin de zienswijze van Bayer niet uitgebreid had kunnen toelichten. Het College ziet in het onder 4 aangevoerde argument daarom evenmin aanleiding om terug te komen op de beslissing van 13 augustus 2020.
7. Naar aanleiding van de reactie van de Bijenstichting en NBL van 27 en 28 augustus 2020 bevestigt het College dat hij aan partijen de niet-vertrouwelijke versies van de door het Ctgb ingestuurde op de zaak betrekking hebbende stukken heeft doorgestuurd. Het College ziet dan ook geen aanleiding om terug te komen op de beslissing van 13 augustus 2020, waarom de Bijenstichting en NBL hebben verzocht, te minder nu zij in hun verzoek niet duidelijk hebben aangegeven wat er aan die beslissing gewijzigd zou moeten worden.
8. Naar aanleiding van de reactie van 28 augustus 2020 van Nufarm bevestigt het College dat onder het tweede gedachtestreepje van het dictum van de beslissing van 13 augustus 2020 inderdaad “252” weggevallen is, maar dat dit, gelet op de juiste opsomming onder het eerste gedachtestreepje, niet tot misverstanden kan hebben geleid, zoals ook blijkt uit de reactie van de Bijenstichting in haar brieven van 27 en 28 augustus 2020.
9. Verder brengt het College onder de aandacht van het Ctgb het verzoek van de Bijenstichting en NBL om toezending van de bijlage bij de herregistratieaanvraag Admire (stuk 63) met de referentielijst ingediende dierproeven NL 08/01. Ervan uitgaande dat het gaat om een op de zaak betrekking hebbend stuk verzoekt het College het Ctgb dit stuk alsnog in te dienen, zo nodig met een verzoek op grond van artikel 8:29 van de Awb.
10. Het College merkt verder op dat het Ctgb de onder overweging 10 van de beslissing van 13 augustus 2020 gesignaleerde gebreken naar genoegen heeft hersteld.
11. Gelet op het voorgaande wijst het College de verzoeken om terug te komen op de beslissing van 13 augustus 2020 af en handhaaft hij zijn beslissing van 13 augustus 2013 met de aanvulling dat beperking van de kennisneming van de stukken 49, 50, 65 en 67 alsnog gerechtvaardigd is.
12. Het College stuurt de map met de gelakte reguliere stukken nogmaals terug aan het Ctgb. Het Ctgb is verplicht deze stukken in te sturen en dient binnen twee weken na de verzending van deze beslissing een nieuwe versie van deze stukken aan het College en de andere partijen toe te sturen. Stuurt het Ctgb een of meer stukken niet in, dan kan het College daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.
13. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent. Appellanten en derde-partijen worden verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College uitspraak doet op het beroep mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van stuk 62 voor zover het betreft de bedrijfsvertrouwelijke gegevens, de stukken 49, 50, 65 en 67 voor zover het betreft persoonsgegevens van de auteurs, en de stukken 201 tot en met 237, 239, 240 en 242 tot en met 252, voor zover zij deze stukken niet kennen.

Beslissing

Het College
- wijst de verzoeken af;
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken 49, 50, 65 en 67 voor zover het betreft persoonsgegevens van de auteurs gerechtvaardigd is en vult daarmee de beslissing van 13 augustus 2020 aan;
- bepaalt dat de reguliere stukken worden teruggezonden aan het Ctgb;
- verzoekt appellanten en derde-partijen om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van stuk 62 voor zover het betreft de bedrijfsvertrouwelijke gegevens, de stukken 49, 50, 65 en 67 voor zover het betreft persoonsgegevens van de auteurs, en de stukken 201 tot en met 237, 239, 240 en 242 tot en met 252 uitspraak doet op het beroep, voor zover zij deze stukken niet kennen;
- verzoekt het Ctgb binnen twee weken na heden een nieuwe versie van de stukken de stukken 45 tot en met 47, 51 tot en met 59, 62 en 64 en 66 aan het College en de andere partijen toe te sturen.
Aldus genomen door mr. J.L. Verbeek, in tegenwoordigheid van mr. M.B. van Zantvoort griffier, op
De raadsheer is verhinderd te ondertekenen. De griffier is verhinderd te ondertekenen.