Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2020 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Besluitvorming
In het bestreden besluit heeft verweerder zich verder op het standpunt gesteld dat bijzondere omstandigheden, anders dan investeringsverplichtingen en een financiële last, door appellante niet zijn gesteld noch gebleken, waardoor geen sprake is van een individuele en buitensporige last. De omstandigheden die appellante heeft gesteld in de melding bijzondere omstandigheid en de naderhand aangeleverde stukken doen daar volgens verweerder niet aan af. Verweerder heeft daarom geen reden gezien om in het geval van appellante gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 13, derde lid, van de Landbouwwet.
Beroep
“Onze Minister kan in door hem te bepalen gevallen of groepen van gevallen tot gehele of gedeeltelijke restitutie overgaan van hetgeen ingevolge het bepaalde krachtens het eerste lid is betaald en gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen van een krachtens het eerste lid opgelegde verplichting tot het betalen van een geldsom.”
Beslissing