In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 24 september 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van V.O.F. [naam], een biologisch pluimveebedrijf, tegen Stichting SKAL. SKAL had op 13 mei 2020 besloten tot decertificering van twee percelen van verzoekster vanwege de vaststelling van pleksgewijze bespuiting met glyfosaat. Dit besluit werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 21 juli 2020, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard. Verzoekster stelde dat zij aanzienlijke schade lijdt door de decertificering, wat haar bedrijfsvoering in gevaar zou brengen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar dat de decertificering gerechtvaardigd was op basis van de vastgestelde aanwezigheid van glyfosaat, een niet-toegestane stof in de biologische productie. De voorzieningenrechter concludeerde dat SKAL voldoende had gemotiveerd dat de decertificering noodzakelijk was om de integriteit van de biologische productiemethode te waarborgen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.