Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 2] RA, betrokkene,
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft de vennootschap onder firma [naam 1], gevestigd te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de accountantskamer van 29 mei 2019, nummer 18/1759 Wtra AK. De klacht was door appellante ingediend op 12 september 2018. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 29 september 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 19/988. Tijdens de zitting op 9 september 2020 zijn zowel appellante als betrokkene niet verschenen.
De appellante heeft op basis van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) hoger beroep ingesteld, maar het hogerberoepschrift bevatte geen gronden. De griffier heeft appellante in een aangetekende brief van 11 juli 2019 de gelegenheid gegeven om deze gronden binnen zes weken in te dienen, maar er is geen reactie ontvangen. Ook na een tweede aangetekende brief van 6 april 2020 is er geen antwoord gekomen van appellante.
Het College heeft vastgesteld dat er binnen de gestelde termijn geen hogerberoepsgronden zijn ingediend en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat appellante niet in verzuim is geweest. Daarom heeft het College het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 september 2020 door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters T.G.M. Simons, M.M. Smorenburg en H.S.J. Albers, in aanwezigheid van griffier A. Graefe.