ECLI:NL:CBB:2020:561

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
19/218
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit Nederlandse Zorgautoriteit

In deze zaak hebben appellanten, bestaande uit Stichting Novadic-Kentron Groep, Stichting GGz Breburg Groep en Stichting IrisZorg, verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. De eerdere uitspraak, gedaan op 27 augustus 2019, verklaarde hun beroep tegen een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) niet-ontvankelijk omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De appellanten stelden dat de bekendmaking van het besluit gelijkstond aan het aanbieden van het poststuk bij PostNL, en dat de NZa niet had aangetoond dat het besluit op de juiste datum was verzonden.

Tijdens de zitting op 8 juli 2020 werd het verzet behandeld. De NZa overhandigde een schermuitdraai uit haar documentmanagementsysteem, waaruit bleek dat het bestreden besluit op 19 december 2018 was geregistreerd als 'uitgaand'. Het College oordeelde dat de NZa hiermee aannemelijk had gemaakt dat het besluit daadwerkelijk op die datum was verzonden. De appellanten konden niet aantonen dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien het beroepschrift pas op 31 januari 2019 was ingediend, wat na de termijn van zes weken viel.

Het College concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 augustus 2020 door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier mr. T. Kuiper.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/218

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2020 op het verzet van

Stichting Novadic-Kentron Groep, te Vught, Stichting GGz Breburg Groep, te Tilburg, Stichting IrisZorg, te Arnhem, appellanten
(gemachtigden: mr. L. Smeets en mr. drs. B. van der Kamp)

Procesverloop

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)van 19 december 2018 (bestreden besluit).
Bij uitspraak van 27 augustus 2019 heeft het College het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.
Appellanten hebben tegen de uitspraak van 27 augustus 2019 verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 8 juli 2020. Appellanten hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. NZa heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.A. van Houten en mr. R.P. van Kuik, beiden werkzaam bij NZa.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat, zoals NZa ook had betoogd, het beroepschrift niet tijdig is ingediend en niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellanten in verzuim zijn geweest.
2. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. In artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het (bestreden) besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3. Het bestreden besluit is gedateerd op (woensdag) 19 december 2018. Het desbetreffende poststuk is via PostNL, niet-aangetekend, verzonden.
4. In verzet hebben appellanten aangevoerd dat in dit geval bekendmaking gelijk staat aan ter verzending bij PostNL aanbieden van het poststuk. Daarbij is het aan NZa om te bewijzen op welke datum aanbieding heeft plaatsgevonden. Het is niet aannemelijk dat dit daadwerkelijk 19 december 2018 is geweest. NZa heeft naar aanleiding van een vraag van een van de gemachtigden van appellanten op 18 december 2018 per e-mail het volgende bericht:
“Vandaag heeft de Raad van Bestuur ingestemd met de concept beslissing op bezwaar. Dit betekent dat u de beslissing op bezwaar binnen enkele dagen zult ontvangen”.
Dat wijst niet op verzending de dag daarna. Het feit dat tussen 19 december 2018 en de ontvangst van het poststuk de nodige dagen zitten wijst daar evenmin op. Een van de gemachtigden van appellanten heeft het poststuk op (maandag) 24 december 2018 op kantoor aangetroffen. Op (vrijdag) 21 december 2018 was het daar nog niet. Omdat op maandag door PostNL geen post wordt bezorgd, moet het op (zaterdag) 22 december 2018 zijn bezorgd. PostNL bezorgt post in de regel de dag na aanbieding. Van onregelmatigheden in de postbezorging in die periode is niet gebleken. Het beroepschrift is dan ook tijdig ingediend.
5. NZa heeft in verzet een schermuitdraai uit haar “documentmanagementsysteem” overgelegd waarop het bestreden besluit op 19 december 2018 is geregistreerd als “uitgaand” en “verwerkt ja”. NZa heeft daarbij de volgende beschrijving van het documentmanagementsysteem gegeven:
“Na ondertekening wordt de beslissing op bezwaar voorzien van een verzenddatumstempel door het secretariaat van Juridische Zaken. De verzenddatumstempel die het secretariaat van de unit Juridische Zaken op het stuk zet, is de datum waarop het stuk door de NZa aan de post wordt aangeboden. Indien die datum niet haalbaar is, stempelt het secretaraat het stuk op de volgende dag. De ondertekende beslissing op bezwaar wordt direct na het aanbrengen van de verzenddatumstempel gescand en digitaal opgeslagen in het documentmanagementsysteem CRM (dat tevens dient als postregistratiesysteem digitaal archief). Deze registratie vindt plaats op het moment dat het besluit gereed wordt gemaakt voor verzending. Indien een document niet op dezelfde dag meegaat met de postbezorging, wordt de registratie aangehouden tot op de dag van verzending. De ondertekende beslissing op bezwaar wordt dezelfde dag door het secretariaat van unit Juridische Zaken in een enveloppe gedaan en in een bak voor uitgaande post gedeponeerd. De inhoud van die bak wordt door een medewerker van de postkamer van de NZa om 16.00 uur opgehaald en naar de receptie gebracht.
Mochten er na deze postronde nog stukken zijn die het verzenddatumstempel van diezelfde dag hebben, dan worden die uiterlijk 17.00 uur door het secretariaat van de unit Juridische Zaken naar de receptie gebracht. Ten slotte wordt de post (hetgeen zowel de door de medewerker van de postkamer opgehaalde stukken als de na 16.00 uur aangeboden stukken bij de receptie betreft) opgehaald om 17.00 uur. Op de printscreen is dat geregistreerd met de richting “uitgaand” en de status “verwerkt ja”.”
6. Het College is van oordeel dat NZa hiermee aannemelijk heeft gemaakt dat het bestreden besluit op 19 december 2018 daadwerkelijk is verzonden. Dat het poststuk, zoals appellanten hebben gesteld, pas op 22 december 2018 is bezorgd, acht het College daarmee niet onverenigbaar. PostNL bezorgt immers niet altijd (meer) binnen één etmaal en ook de gebruikelijke drukte kort voor de kerstdagen kan van invloed zijn geweest. Dit betekent dat 30 januari 2019 de laatste dag was waarop tijdig een beroepschrift kon worden ingediend. Het beroepschrift is door middel van een faxbericht ingediend op 31 januari 2019 en daarmee niet tijdig. Van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding is niet gebleken. In dat verband wijst het College erop dat in een interne e-mail van een van de gemachtigden van appellanten is vermeld:
“De termijn bedraagt 6 weken en loopt vanaf de datum verzending beslissing, te weten 19 december.”.
Over het begin en daarmee ook over het einde van de beroepstermijn bestond aldus geen misverstand.
7. Het verzet is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van mr. T. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2020.
w.g. T.G.M. Simons w.g. T. Kuiper