ECLI:NL:CBB:2020:548

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
19/1001 t/m 1004, 19/1009, 19/1011 t/m 1014, 19/1016, 19/1017 en 19/1019
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van verzetten tegen niet-ontvankelijkheid van beroepen inzake diergezondheidsheffing

Op 18 augustus 2020 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan over de verzetten van verschillende appellanten tegen eerdere besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellanten, waaronder diverse maatschappen en B.V.'s, hadden beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van 9 mei tot en met 14 juni 2019, waarbij hun bezwaren tegen een diergezondheidsheffing ongegrond waren verklaard. In een eerdere uitspraak van 19 november 2019 had het College deze beroepen niet-ontvankelijk verklaard op grond van het niet tijdig betalen van het griffierecht.

De verzetten zijn behandeld tijdens een zitting op 8 juli 2020, waarbij de gemachtigde van de appellanten aanwezig was, maar de minister niet. De gemachtigde voerde aan dat er veel communicatie met de griffie had plaatsgevonden om de zaken efficiënt af te handelen, maar dat door omstandigheden het griffierecht niet tijdig kon worden betaald. Het College oordeelde echter dat de appellanten tijdig waren herinnerd aan de betalingsverplichting en dat er geen verschoonbare reden was voor het niet betalen van het griffierecht. De verantwoordelijkheid voor tijdige betaling lag bij de appellanten, ongeacht het aantal beroepen.

Uiteindelijk verklaarde het College de verzetten ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier mr. L.N. Foppen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 19/1001, 19/1002, 19/1003, 19/1004, 19/1009, 19/1011, 19/1012, 19/1013, 19/1014, 19/1016, 19/1017 en 19/1019

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2020 op de verzetten van

[appellante 1] B.V., te [plaats 1] , appellante inzake 19/1001,
Maatschap [appellante 2] , te [plaats 2] , appellante inzake 19/1002,
[appellante 3] , te [plaats 3] , appellante inzake 19/1003,
[appellante 4] , te [plaats 4] , appellante inzake 19/1004,
Maatschap [appellante 5] , te [plaats 5] , appellante inzake 19/1009,
Maatschap [appellante 6] , te [plaats 6] , appellante inzake 19/1011,
Maatschap [appellante 7] , te [plaats 1] , appellante inzake 19/1012,
[appellante 8] , te [plaats 2] , appellant inzake 19/1013,
Maatschap [appellante 9] , te [plaats 7] , appellante inzake 19/1014,
[appellante 10] , te [plaats 2] , appellante inzake 19/1016,
[appellante 11] , te Maashees, appellante inzake 19/1017,
Maatschap [appellante 12] , te [plaats 8] , appellante inzake 19/1019
(gemachtigde: J.A. Brok)

Procesverloop

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (minister) van respectievelijk 9 mei 2019, 10 mei 2019, 14 mei 2019, 15 mei 2019, 16 mei 2019, 24 mei 2019 en 14 juni 2019. Bij die besluiten heeft de minister de bezwaren van appellanten tegen besluiten over een diergezondheidsheffing ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 november 2019 heeft het College de beroepen met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk verklaard.
Appellanten hebben tegen deze uitspraak verzet gedaan. De verzetten zijn behandeld ter zitting van 8 juli 2020. Appellanten hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De minister heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. De gemachtigde van appellanten heeft namens 92 pluimveehouders beroep ingesteld tegen in totaal 93 beslissingen op bezwaar over een diergezondheidsheffing. In een deel van de ingediende beroepen is het griffierecht betaald binnen de daarvoor gestelde termijn. In een ander deel van de beroepen is het griffierecht niet of niet tijdig betaald. Die laatste beroepen zijn op die grond niet-ontvankelijk verklaard. Dat geldt ook voor de beroepen die ten grondslag liggen aan de uitspraak van het College van 19 november 2019 waartegen de voorliggende verzetten zijn gericht.
2. De gemachtigde heeft in verzet aangevoerd dat er veel is gecommuniceerd met de griffie van het College om op efficiënte wijze deze zaken af te handelen, precies in de vakantieperiode. Op het laatste moment is gebleken dat dit niet geregeld kon worden. Als gevolg daarvan moesten alle 92 pluimveehouders worden geïnformeerd en moest aan hen worden gevraagd om tijdig het griffierecht te betalen. Deels is dat gelukt en deels niet.
3. De verzetten zijn ongegrond. Appellanten zijn er bij griffiersbrief van 15 augustus 2019 aan herinnerd dat het griffierecht uiterlijk binnen vier weken na die brief moest worden betaald. In een telefoongesprek met de griffie op 22 augustus 2019 is de gemachtigde van appellanten erop gewezen dat er geen uitstel kon worden verleend van deze termijn. Er is geen verschoonbare reden voor het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht. Ondanks dat het om een groot aantal beroepen gaat, is het de verantwoordelijkheid van appellanten om het griffierecht tijdig te betalen. De beroepen zijn daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten van de verzetten is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart de verzetten ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2020.
w.g. T.G.M. Simons w.g. L.N. Foppen