Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2020 in de zaak tussen
VOF [naam] , te [plaats] (gemeente [gemeente] ), appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“grondgebonden bedrijf: bedrijf waarbij de productie van dierlijke meststoffen door runderen in kilogrammen fosfaat in het kalenderjaar 2015 verminderd met de fosfaatruimte in dat jaar negatief of nul is, en de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond de hoeveelheid grond is zoals die blijkt uit de gegevens opgegeven krachtens de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2015 waarbij wordt uitgegaan:
1°. van een excretieforfait van 9,6 kilogram fosfaat voor een vrouwelijk rund van 0 tot 1 jaar, 21,9 kilogram fosfaat voor een vrouwelijk rund van 1 jaar of ouder dat niet heeft gekalfd en 41,3 kilogram fosfaat voor een rund dat tenminste eenmaal heeft gekalfd, of
2°. van de excretieforfaits voor fosfaat opgenomen in bijlage D van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, waarbij een vrouwelijk rund van 0 tot 1 jaar wordt aangemerkt als diernummer 101, een vrouwelijk rund van 1 jaar of ouder dat niet heeft gekalfd als diernummer 102 en een rund dat ten minste eenmaal heeft gekalfd als diernummer 100;”
“1 Het formulier heeft betrekking op de periode van 1 april 2015 tot en met 15 mei 2015.
2 De periode, bedoeld in het eerste lid, is het tijdvak waarin een landbouwtelling als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Landbouwwet wordt gehouden.”
“1 Een opgaveplichtige verstrekt:
a. informatie naar de toestand van de veestapel zoals die was op 1 april 2015,
b. informatie over de toestand van de beteelde percelen zoals die is of wordt verwacht op 15 mei 2015, en
c. de naam van het gewas waarmee een perceel zal worden beteeld, als dat niet is beteeld op 15 mei 2015.
2 Een opgaveplichtige verstrekt overige informatie naar de toestand op zijn onderneming op het moment van ondertekening van het formulier.”
Het betoog faalt.
Dat, naar appellante stelt, verweerder het verschil in aantal pinken niet heeft toegelicht, kan ten slotte niet worden gevolgd. Nu het verschil in de berekening 3 kalveren tussen 0 en 1 jaar betreft en 1 pink, oftewel vier stuks in totaal, moet aangenomen worden dat dit de vier mannelijke runderen waarvoor fosfaatrechten zijn toegekend betreft die verweerder heeft genoemd.
Het betoog slaagt niet.