Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2020 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
.
Procesverloop
Overwegingen
Ter zitting heeft appellante toegelicht dat zij tot en met 2016 te maken had met de naweeën van de Neosporabesmetting. Zij verkeerde in die periode bedrijfstechnisch in moeilijke omstandigheden. Zij had ook te maken met een sterfgeval op 19 december 2015 en met een ziekenhuisopname van een kind in de zomer van 2016.
De door appellante genoemde omstandigheden maken niet dat haar niet valt aan te rekenen dat zij niet tijdig een verzoek om toepassing van de knelgevallenregeling heeft ingediend. Appellante heeft pas op 14 januari 2018 bijzondere omstandigheden gemeld. Van overmacht was geen sprake, omdat deze omstandigheden zich in of vóór 2016 voordeden en dus geruime tijd voor de uiterste datum waarop de melding bijzondere omstandigheden kon worden gedaan.
Van de telefonische mededeling van de behandelend medewerker van verweerder om nog eens naar de zaak te kijken, zijn geen stukken in het dossier te vinden. Ook als dat anders zou zijn geweest, houdt de mededeling dat de late melding waarschijnlijk geen probleem is niet een toezegging in op grond waarvan de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat de te late melding alsnog in behandeling zou worden genomen. Verweerder heeft zich onder verwijzing naar de uitspraak van het College van 15 oktober 2019,
ECLI:NL:CBB:2019:504 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CBB:2019:504&showbutton=true&keyword=ECLI%3aNL%3aCBB%3a2019%3a504), terecht op het standpunt gesteld dat appellante deze verwachting evenmin kan ontlenen aan de omstandigheid dat verweerder haar in het kader van het fosfaatrechtenstelsel op basis van artikel 23, zesde lid, van de Meststoffenwet alsnog als knelgeval heeft aangemerkt. De beoordeling van een knelgeval in de Regeling kent een ander toetsingskader dan het fosfaatrechtenstelsel. Bovendien gelden voor beide regimes verschillende uiterste termijnen waarbinnen een knelgeval moet worden gemeld. Appellante heeft de uiterste datum voor de melding van een knelgeval binnen de Regeling niet, maar de uiterste datum voor de melding in het kader van het fosfaatrechtenstelsel wel in acht genomen. Verweerder was naar het oordeel van het College dan ook niet gehouden tot een inhoudelijke toetsing aan de knelgevallenregeling van artikel 12 van de Regeling. De beroepsgrond slaagt niet.
Beslissing
.
de uitspraak te ondertekenen.