ECLI:NL:CBB:2020:492

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
17/1706
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake fosfaatreductieplan en proceskostenveroordeling

In de zaak tussen v.o.f. Melkveebedrijf [naam] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 juli 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de minister, waarbij aan appellante een solidariteitsgeldsom van € 960,- was opgelegd op basis van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellante beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Op 20 februari 2020 heeft de minister het bezwaar van appellante gegrond verklaard en een bonusgeldsom van € 2.024,- toegekend.

Appellante heeft op 28 februari 2020 het College laten weten het beroep in te trekken, mits verweerder in de proceskosten werd veroordeeld en het betaalde griffierecht zou worden terugbetaald. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de opgevoerde proceskosten. Het College heeft, met toestemming van partijen, afgezien van een behandeling ter zitting en het onderzoek gesloten.

Het College heeft geoordeeld dat verweerder appellante volledig tegemoet is gekomen met de toekenning van de bonusgeldsom, waardoor appellante geen belang meer heeft bij een beoordeling van het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.575,- en dient het betaalde griffierecht van € 333,00 aan appellante te worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 juli 2020.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 17/1706

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2020 in de zaak tussen

v.o.f. Melkveebedrijf [naam] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellante

(gemachtigde: mr. J.G. de Wit),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. R.C. Mulder).

Procesverloop

Bij besluit van 27 mei 2017 heeft verweerder op grond van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017 (de Regeling) aan appellante een solidariteitsgeldsom opgelegd van € 960,-.
Bij besluit van 29 september 2017 heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen het besluit van 27 mei 2017 ongegrond verklaard.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 20 februari 2020 heeft verweerder opnieuw beslist op het bezwaar van appellante tegen het besluit van 27 mei 2017, dit bezwaar gegrond verklaard en appellante een bonusgeldsom van € 2.024,- toegekend.
Bij brief van 28 februari 2020 heeft appellante het College te kennen gegeven het beroep in te trekken op voorwaarde dat het College verweerder veroordeelt in de door haar gemaakte proceskosten en bepaalt dat verweerder het door haar betaalde griffierecht aan haar betaalt. Bij brief van 16 maart 2020 heeft appellante haar proceskosten gespecificeerd.
Bij brief van 19 maart 2020 heeft het College verweerder in de gelegenheid gesteld om tot en met 9 april 2020 te reageren op de door appellante opgevoerde proceskosten. Verweerder heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling ter zitting, waarna het College het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

Overwegingen

Bij het besluit van 20 februari 2020 heeft verweerder aan appellante een bonusgeldsom van € 2.024,- toegekend. Hiermee is verweerder appellante volledig tegemoetgekomen. Appellante erkent dit ook. Appellante heeft dan ook geen belang meer bij een beoordeling van het door haar ingestelde beroep. Het beroep dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. Omdat verweerder appellante tegemoet is gekomen bestaat aanleiding tot een proceskostenveroordeling over te gaan.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Verweerder dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
Het College
-
verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.575,-;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 333,00 aan appellante dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Hagen, in aanwezigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2020.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.