In deze zaak heeft de Vers Vlees Centrum Nederland B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van de Kamer van Koophandel, waarbij het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 3 september 2018 ongegrond was verklaard. De Kamer van Koophandel heeft op 12 juli 2019 het eerdere besluit ingetrokken en het bezwaar alsnog gegrond verklaard, maar heeft geen vergoeding van de kosten van het bezwaar en de proceskosten in beroep toegekend. Appellante heeft hierop aangegeven het beroep te handhaven, met de claim op vergoeding van deze kosten.
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft vastgesteld dat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om ter zitting te worden gehoord, waarna het College heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten. In de overwegingen van de uitspraak is het College ingegaan op de ontvankelijkheid van het beroep. Het College concludeert dat appellante geen procesbelang heeft bij het beroep tegen het besluit van 3 september 2018, omdat de Kamer van Koophandel in het besluit van 12 juli 2019 inhoudelijk aan appellante tegemoet is gekomen.
Daarnaast is het College ingegaan op de vraag of er recht op vergoeding van de proceskosten bestaat. Het College oordeelt dat de gemachtigde van appellante, die zowel bestuurder van de appellante als van de enig aandeelhouder is, niet kan worden beschouwd als een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Hierdoor is er geen grond voor vergoeding van de proceskosten. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep tegen het besluit van 3 september 2018 niet-ontvankelijk wordt verklaard en het beroep tegen het besluit van 12 juli 2019 ongegrond is, met een vergoeding van het griffierecht aan appellante.