Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2020 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] en [naam 2] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Voor zover appellante betoogt dat de 6 GVE niet bij de berekening van het referentieaantal hadden mogen worden meegenomen, omdat het daarbij gaat om weide- en zoogkoeien waarvoor geen fosfaatrechten benodigd zijn, slaagt dit betoog evenmin. Daartoe is van belang dat op grond van artikel 1, aanhef en onder kk, van de Meststoffenwet voor de berekening van de fosfaatrechten, voor zover thans van belang, alleen wordt gekeken naar het aantal melk- en kalfkoeien, terwijl voor de berekening van het referentieaantal op grond van artikel 1, aanhef en onder c, van de Regeling alle geregistreerde vrouwelijke runderen op een bedrijf worden meegenomen.
Het betoog slaagt niet.