Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2020 op het verzet van
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Op 21 april 2020 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/1086. Appellante, een V.O.F. gevestigd te [plaats], had verzet aangetekend tegen de uitspraak van 7 januari 2020, waarin haar beroep tegen de beslissing op bezwaar van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 juni 2019 niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat appellante niet tijdig de gronden van het beroep had ingediend, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld via een griffiersbrief van 18 juli 2019.
In het verzet heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat er geen nadere termijn was gesteld voor het indienen van de gronden na de ontvangst van een verzoek om een machtiging. Het College heeft echter geoordeeld dat de appellante wel degelijk in de gelegenheid was gesteld om binnen vier weken de gronden in te dienen en dat de indiening van de gronden op 6 april 2020 te laat was. De gemachtigde had in een eerdere brief, gedateerd 23 augustus 2017, weliswaar om een nadere termijn gevraagd, maar deze brief was buiten de gestelde termijn ontvangen.
Het College heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.A. Bohlmeijer, en is openbaar uitgesproken op 21 april 2020.