ECLI:NL:CBB:2020:275

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
19/728
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

Op 14 april 2020 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/728. Appellant, een inwoner van Amsterdam, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van 20 augustus 2019, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Dit gebeurde omdat appellant het verschuldigde griffierecht niet had betaald, ondanks dat hij de gelegenheid had gekregen om dit te doen. In het verzet stelde appellant dat hij niet in staat was het griffierecht te betalen en dat hij meerdere keren contact had gezocht met de griffie van het College om te vragen of zijn beroep in behandeling zou worden genomen als hij het griffierecht alsnog zou betalen. Hij gaf aan bereid te zijn het griffierecht alsnog te voldoen.

Het College heeft het verzet ongegrond verklaard. Het College oordeelde dat appellant niet binnen de gestelde termijn van vier weken contact had opgenomen met het College over de betaling van het griffierecht, wat wel had gemoeten. Daarnaast merkte het College op dat het beroep ook om een andere reden niet-ontvankelijk had kunnen worden verklaard, namelijk omdat appellant niet tijdig de gronden van het beroep had ingediend. Hoewel appellant om uitstel had verzocht, was dit verzoek niet binnen de daarvoor gestelde termijn gedaan. De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.A. Bohlmeijer, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/728

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2020 op het verzet van

[naam] , te [plaats] , appellant,

Procesverloop

Appellant heeft tegen de beslissing op bezwaar van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 11 april 2019 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 20 augustus 2019 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft tegen de uitspraak van 20 augustus 2019 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant, na bij griffiersbrief van 27 juni 2019 in de gelegenheid te zijn gesteld het verschuldigde griffierecht te betalen, dat niet heeft gedaan.
2. In verzet is naar voren gebracht dat appellant niet in staat was het griffierecht te betalen, dat hij enkele malen telefonisch aan de griffie van het College heeft gevraagd of zijn beroep in behandeling zou worden genomen als hij het griffierecht alsnog zou betalen maar daarop geen (duidelijk) antwoord heeft gekregen, en dat hij bereid is het griffierecht alsnog te betalen.
3. Het verzet is ongegrond. Niet is gebleken dat appellant binnen de voor de betaling van het griffierecht gestelde termijn van vier weken contact met het College heeft opgenomen. Dat had hij wel moeten doen. Het College merkt verder nog op dat het beroep ook niet-ontvankelijk had kunnen worden verklaard op de grond dat appellant, na bij griffiersbrief van 27 mei 2019 in de gelegenheid te zijn gesteld alsnog de gronden van het beroep in te dienen, dat niet heeft gedaan. Weliswaar heeft appellant bij brief van 7 juli 2019 verzocht om uitstel, maar dat verzoek is niet binnen de voor het alsnog indienen van de gronden gestelde termijn van vier weken gedaan.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 14 april 2020.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer