In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 7 april 2020, staat de weigering van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om een exportcertificaat af te geven voor de export van runderen centraal. Appellant, een veehouder, had op 1 november 2018 een exportcertificaat aangevraagd voor de export van 13 runderen naar een verzamelcentrum in Frankrijk. De minister weigerde deze aanvraag op basis van de Regeling preventie, omdat een verzamelcentrum volgens hem geen eindbestemming kan zijn voor de export van fok- en gebruiksrunderen. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 25 februari 2020 voerde appellant aan dat de rechtstreekse export naar een erkend verzamelcentrum volgens Europees recht is toegestaan. Hij verwees naar Richtlijn 64/432/EEG, waarin niet expliciet wordt gesproken over certificering naar de eindbestemming. Appellant stelde dat Nederland het enige land is dat deze export niet toestaat, wat volgens hem handelsbelemmeringen oplevert.
Het College oordeelde dat de minister de weigering ten onrechte had gebaseerd op artikel 43 van de Regeling preventie, omdat dit artikel niet van toepassing was op de situatie van appellant. Het College droeg de minister op om binnen zes weken het gebrek in het besluit te herstellen of een nieuw besluit te nemen. De verdere beslissing over de proceskosten en het griffierecht wordt aangehouden tot de einduitspraak.