In deze zaak heeft appellante, [naam] V.O.F., beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 mei 2019. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 12 november 2019 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante niet tijdig gronden van het beroep had ingediend, ondanks een eerdere aanmaning op 27 augustus 2019. Appellante heeft echter verzet aangetekend tegen deze uitspraak, stellende dat zij niet in verzuim was.
Tijdens de behandeling van het verzet heeft het College vastgesteld dat appellante inderdaad niet in verzuim is geweest. Dit leidde tot de conclusie dat het verzet gegrond is. De eerdere uitspraak van 12 november 2019 wordt daarmee vernietigd en het onderzoek naar het beroep zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Het College heeft geen aanleiding gezien om appellante te veroordelen in de proceskosten van het verzet.
De uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons en is openbaar uitgesproken op 17 december 2019. De griffier, E.A. van der Meel, was aanwezig bij de uitspraak. Deze beslissing markeert een belangrijke stap in de procedure, waarbij de mogelijkheid voor appellante om haar gronden alsnog in te dienen wordt hersteld.