ECLI:NL:CBB:2019:678
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- T.L. Fernig-Rocour
- F. Willems
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de knelgevallenregeling in het kader van fosfaatrechten en proceskostenvergoeding
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de toepassing van de knelgevallenregeling in het kader van fosfaatrechten. Appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met betrekking tot de vaststelling van haar fosfaatrecht. Het primaire besluit, genomen op 10 januari 2018, stelde het fosfaatrecht vast op 3.055 kg, waarbij verweerder een korting toepaste. Appellante voerde aan dat haar fosfaatrecht verhoogd moest worden op basis van artikel 23, zesde lid, van de Meststoffenwet, omdat zij door noodzakelijke verbouwingen haar nieuwe stallen op de peildatum nog niet vol had staan met het vergunde aantal dieren. Het College oordeelde dat de beroepsgrond van appellante niet slaagde, omdat verweerder geen rekening houdt met niet gerealiseerde uitbreidingen en de 5%-drempel niet werd gehaald. Daarnaast werd appellante geen proceskostenvergoeding toegekend, omdat het primaire besluit niet onrechtmatig was. Het College verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het wijzigingsbesluit ongegrond, maar bepaalde wel dat verweerder het betaalde griffierecht aan appellante moest vergoeden en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.024,-.