In deze zaak heeft de verzoekster, Wereldtuinen Mondo Verde, een voorlopige voorziening gevraagd tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij aan haar een last onder dwangsom was opgelegd wegens overtreding van het Besluit houders van dieren. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat handhavend wordt opgetreden tijdens de procedure. Na een besluit van de minister waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft de verzoekster beroep ingesteld en haar verzoek om voorlopige voorziening overgeheveld naar het beroep.
Tijdens de zitting op 24 oktober 2019 heeft de minister aangegeven dat hij het primaire besluit als uitgewerkt beschouwt en dat er geen nieuwe last onder dwangsom zal worden opgelegd totdat het College uitspraak heeft gedaan in de beroepsprocedure. Hierop heeft de verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om een kostenveroordeling voor de proceskosten die zij heeft gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, de verzoekster recht heeft op een kostenveroordeling omdat de minister haar tegemoet is gekomen door te verklaren niet handhavend op te treden. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.024,- en heeft de minister veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 345,- aan de verzoekster. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. A. Verhoeven, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2019.