Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2019 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant
en
de Kamer van Koophandel, te Utrecht, verweerster
Procesverloop
Overwegingen
14 februari 2018 een nieuw primair besluit is. De uitschrijving van appellant als bestuurder van de Stichting per eerdere datum valt immers buiten de grondslag en reikwijdte van het primaire besluit waarbij verweerster overeenkomstig de gedane opgave appellant heeft uitgeschreven als bestuurder met ingang van 15 februari 2018. Tegen dit nieuwe primair besluit zou een belanghebbende alvorens daartegen beroep in te kunnen stellen eerst bezwaar moeten maken bij verweerster. Weliswaar hebben appellant en verweerder ter zitting verklaard dat zij het wenselijk vinden dat het beroep niet ter verdere afdoening als bezwaar naar verweerder wordt doorgezonden maar dat zij met toepassing van het bepaalde in artikel 7:1a Awb geacht wensen te worden onderscheidenlijk te hebben verzocht om instemming met rechtstreeks beroep op het College, en die instemming te hebben verleend, maar appellant heeft geen nader onderbouwde gronden van beroep ingediend, anders dan de mededeling ter zitting dat hij het met dit besluit niet eens is en dat verweerder dit besluit zo niet had mogen nemen, zodat het College aan dit verzoek voorbij gaat. Het tweede deel van het bestreden besluit valt derhalve buiten de omvang van dit geding.