1.1Het College is van oordeel dat de Vereniging [naam 4] (de Vereniging) en [naam 5] niet kunnen deelnemen als derde-partij. De Vereniging en [naam 5] worden door het bestreden besluit niet rechtstreeks in hun belang geraakt. De Vereniging en de Stichting zijn zelfstandige entiteiten zijn die geheel onafhankelijk van elkaar functioneren. Er is geen enkel verband tussen de gevolgen van het bestreden besluit en de belangen van de Vereniging, alsmede de belangen van mevrouw [naam 5] , die als bestuurder van de Vereniging functioneert. Het College is van oordeel dat [naam 3] wel als derde-partij kan deelnemen omdat hij destijds in de hoedanigheid als bestuurder van de Stichting de opgave tot adreswijziging heeft gedaan.
2. Bij primair besluit I heeft verweerster, als gevolg van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 1 mei 2017, C/10/517940 / HA RK 17-1, ambtshalve besloten tot het inschrijven van de uittreding van [naam 6] als bestuurder van de Stichting per 1 mei 2017 en tot het inschrijven van [naam 3] en [naam 7] ( [naam 7] ) als bestuurders van de Stichting per 1 mei 2017 in het handelsregister van de KvK.
3. Bij primair besluit II heeft verweerster besloten tot inschrijving van een door [naam 3] gedane opgave tot wijziging van het adres, het telefoonnummer en het emailadres van de Stichting in het handelsregister van de KvK per 1 mei 2017.
4. Bij besluit van 22 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellante tegen het besluit tot inschrijving van de adreswijziging gegrond verklaard en de registratie hersteld zoals die was vóór 9 mei 2017. Volgens verweerster bestaat er gerede twijfel over de juridische juistheid van het besluit tot de adreswijziging. Verweerster heeft geconstateerd dat ten tijde van het besluit tot en de opgave van de adreswijziging de nieuw benoemde bestuursleden niet wisten dat er andere bestuursleden waren. Verweerster heeft vastgesteld dat er van het voltallige bestuur van vijf leden geen besluit ligt tot de desbetreffende adreswijziging.
5. In beroep voert appellante aan dat verweerster niet volledig op haar bezwaren heeft beslist. Appellante betoogt dat haar bezwaar tevens gericht was tegen het ambtshalve besluit tot inschrijving van [naam 3] en [naam 7] als bestuurders van de Stichting. Volgens appellante heeft verweerster nagelaten volledig onderzoek te doen naar alle door haar aangedragen feiten en omstandigheden. Tot slot voert appellante aan dat verweerster op een onjuiste wijze gevolg heeft gegeven aan de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 1 mei 2017.
6. Verweerster voert in haar verweerschrift aan dat zij heeft beslist op het bezwaar van appellante tegen het besluit tot inschrijving van de adreswijziging. Volgens verweerster is dat het enige besluit waartegen beroep openstond. Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij appellante expliciet heeft gevraagd of zij ook een bezwaar heeft gemaakt tegen het ambtshalve besluit tot inschrijving van [naam 3] en [naam 7] als bestuurders van de Stichting. Volgens verweerster heeft appellante die vraag ontkennend beantwoord.
7. Het College gaat uit van de volgende feiten.