In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 november 2019 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam] B.V. en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft een bezwaar van appellante tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarin een verzoek om herziening van een eerder besluit werd afgewezen. Het primaire besluit, gedateerd 23 november 2017, betrof een correctie op de S&O-verklaringen van appellante voor het jaar 2016, waarbij een boete van € 300,- werd opgelegd. Appellante heeft op 30 november 2018 bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Appellante stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de brieven van de minister naar een contactpersoon waren gestuurd die langdurig ziek was, en niet naar de wettelijk vertegenwoordiger van appellante. Het College oordeelde echter dat de aangevoerde redenen niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.