ECLI:NL:CBB:2019:547

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
19/628
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft de Maatschap Melkveebedrijf, vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, verzet aangetekend tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 9 juli 2019. In die uitspraak werd het beroep van appellante tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 maart 2019 niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor was dat appellante niet tijdig de gronden van het beroep had ingediend, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld via een griffiersbrief van 3 mei 2019.

Tijdens het verzet bleek echter dat appellante op 23 april 2019 al de gronden van het beroep had ingediend. Het College erkende dat deze indiening niet tijdig was onderkend, wat leidde tot de conclusie dat appellante niet in verzuim was geweest. Het College verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak van 9 juli 2019 verviel en het onderzoek in de oorspronkelijke stand werd voortgezet.

Daarnaast werd de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die appellante had gemaakt in verband met het verzet, vastgesteld op € 256,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 oktober 2019 door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.A. Bohlmeijer.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/628

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2019 op het verzet van

Maatschap Melkveebedrijf [naam] , te [plaats] , appellante,

(gemachtigde: ir. S. Boonstra),

Procesverloop

Appellante heeft tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de minister) van 8 maart 2019 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 9 juli 2019 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak van 9 juli 2019 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante, na bij griffiersbrief van 3 mei 2019 in de gelegenheid te zijn gesteld alsnog de gronden van het beroep in te dienen, dat niet heeft gedaan.
2. In verzet is gebleken dat appellante niet is verzuim is geweest. Appellante had reeds bij brief van 23 april 2019 de gronden van het beroep ingediend. Bij het College is dit niet tijdig onderkend. Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard.
3. Nu het verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de uitspraak van 9 juli 2019 en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. Het College ziet aanleiding de minister te veroordelen in de kosten die appellante in verband met het verzet heeft gemaakt, door het College vastgesteld op € 256,- (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift; wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de proceskosten van appellante in verzet tot een bedrag van € 256,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 29 oktober 2019.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer