In deze zaak heeft de Maatschap Melkveebedrijf, vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, verzet aangetekend tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 9 juli 2019. In die uitspraak werd het beroep van appellante tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 maart 2019 niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor was dat appellante niet tijdig de gronden van het beroep had ingediend, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld via een griffiersbrief van 3 mei 2019.
Tijdens het verzet bleek echter dat appellante op 23 april 2019 al de gronden van het beroep had ingediend. Het College erkende dat deze indiening niet tijdig was onderkend, wat leidde tot de conclusie dat appellante niet in verzuim was geweest. Het College verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak van 9 juli 2019 verviel en het onderzoek in de oorspronkelijke stand werd voortgezet.
Daarnaast werd de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die appellante had gemaakt in verband met het verzet, vastgesteld op € 256,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 oktober 2019 door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.A. Bohlmeijer.