ECLI:NL:CBB:2019:535

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
18/2101
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft appellante, een firma gevestigd in [plaats], verzet aangetekend tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 19 maart 2019, waarin haar beroep tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet-ontvankelijk werd verklaard. De niet-ontvankelijkheid was gebaseerd op het feit dat appellante niet had voldaan aan de eis om een ondertekende machtiging over te leggen, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld via een griffiersbrief van 13 december 2018.

Tijdens de verzetprocedure is echter gebleken dat appellante niet in verzuim is geweest. Het College heeft vastgesteld dat de redenen voor de eerdere niet-ontvankelijk verklaring niet opgingen, en heeft daarom het verzet gegrond verklaard. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van 19 maart 2019 vervalt en dat het onderzoek naar het beroep van appellante wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

De uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, en de griffier D.A. Bohlmeijer was aanwezig. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 oktober 2019.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/2101

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2019 op het verzet van

Firma [naam] , te [plaats] , appellante,

Procesverloop

Appellante heeft tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 augustus 2018 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 19 maart 2019 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak van 19 maart 2019 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante, na laatstelijk bij griffiersbrief van 13 december 2018 in de gelegenheid te zijn gesteld alsnog een ondertekende machtiging over te leggen, dat niet heeft gedaan.
2. In verzet is gebleken dat appellante niet in verzuim is geweest. Het verzet wordt daarom gegrond verklaard.
3. Nu het verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de uitspraak van 19 maart 2019 en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 29 oktober 2019.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer