In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan op het verzet van Tuinbouwbedrijf [naam 1] B.V. tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun beroep. Appellante had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Kamer van Koophandel van 15 november 2018. Het College had op 7 mei 2019 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante niet binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep had ingediend. Appellante heeft vervolgens verzet aangetekend en verzocht om gehoord te worden.
Tijdens de zitting op 19 september 2019 heeft de vertegenwoordiger van appellante, [naam 2], verklaard dat de situatie van het bedrijf complex is en dat zij had gewacht op aanvullende stukken van de Kamer van Koophandel. Het College heeft echter geoordeeld dat het verzet ongegrond is, omdat appellante niet tijdig actie heeft ondernomen om haar beroep te onderbouwen. Het College heeft vastgesteld dat appellante in verzuim is geweest en dat er geen gronden zijn aangevoerd die de niet-ontvankelijk verklaring zouden kunnen weerleggen. De beslissing om het verzet ongegrond te verklaren is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2019.