ECLI:NL:CBB:2019:507

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
19/146
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan op het verzet van Tuinbouwbedrijf [naam 1] B.V. tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun beroep. Appellante had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Kamer van Koophandel van 15 november 2018. Het College had op 7 mei 2019 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante niet binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep had ingediend. Appellante heeft vervolgens verzet aangetekend en verzocht om gehoord te worden.

Tijdens de zitting op 19 september 2019 heeft de vertegenwoordiger van appellante, [naam 2], verklaard dat de situatie van het bedrijf complex is en dat zij had gewacht op aanvullende stukken van de Kamer van Koophandel. Het College heeft echter geoordeeld dat het verzet ongegrond is, omdat appellante niet tijdig actie heeft ondernomen om haar beroep te onderbouwen. Het College heeft vastgesteld dat appellante in verzuim is geweest en dat er geen gronden zijn aangevoerd die de niet-ontvankelijk verklaring zouden kunnen weerleggen. De beslissing om het verzet ongegrond te verklaren is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2019.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/146

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2019 op het verzet van

Tuinbouwbedrijf [naam 1] B.V. , te [plaats] , appellante,

Procesverloop

Appellante heeft (kennelijk) tegen de beslissing op bezwaar van de Kamer van Koophandel van 15 november 2018 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 7 mei 2019 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak van 7 mei 2019 verzet gedaan en heeft daarbij verzocht te worden gehoord.
Het verzet is behandeld ter zitting van 19 september 2019. Namens appellante is verschenen [naam 2] . De minister heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante, na bij aangetekend verzonden griffiersbrief van 29 januari 2019 in de gelegenheid te zijn gesteld de gronden van het beroep binnen vier weken in te dienen, dat niet heeft gedaan.
2. Appellante heeft in het verzetschrift aangevoerd dat de situatie van het bedrijf erg belangrijk en complex is en dat een zitting nodig is om dat te kunnen uitleggen. Ter zitting heeft J.H.M. Jansen verklaard dat zij in de veronderstelling was dat de Kamer van Koophandel nog stukken zou indienen en daarom heeft gewacht met het indienen van de gronden.
3. In verzet is slechts aan de orde of het College het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Wat in verzet is aangevoerd levert geen grond op voor het oordeel dat appellante niet in verzuim is geweest. Appellante had zich binnen de gestelde termijn ten minste tot het College kunnen wenden met een verzoek om uitstel of informatie. Het verzet is daarom ongegrond.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 15 oktober 2019.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer