5.5Op grond van artikel 5, vierde lid, van de Beleidsregel kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregel op een later moment worden bepaald, indien de jonge landbouwer aantoont:
a. Met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a tot en met d, dat hij op een later moment de in artikel 5 eerste lid onder a bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven;
b. Dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:
1. het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;
2. het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.
6. De stelling van appellante dat de jonge landbouwer niet over daadwerkelijke langdurige zeggenschap beschikte omdat hij geen voortzettingsrecht had, kan het College niet volgen. Uit de akte van vennootschap onder firma volgt dat deze op 1 januari 2004 is ingegaan en voor onbepaalde tijd is aangegaan. Anders dan appellante meent, volgt uit de artikelen 13 tot en met 16 van deze akte niet dat de jonge landbouwer in de in die artikelen genoemde situaties geen voorzettingsrecht zou hebben. Ter zitting heeft verweerder bovendien zijn standpunt over het voortzettingsrecht laten vallen en aangevoerd dat de jonge landbouwer reeds bij aanvang van de v.o.f., in 2004, beschikte over blokkerende zeggenschap.
7. Nu niet betwist wordt dat de jonge landbouwer over blokkerende zeggenschap beschikte vanaf in ieder geval 31 december 2009, geldt dat hij vanaf die datum over daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in Verordening 639/2014 beschikte. Het College zal dan ook moeten beoordelen of het beroep op de uitzondering van artikel 5, vierde lid, aanhef en onder b, van de Beleidsregel in geval van appellante kan slagen. Volgens die bepaling kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het vereiste van de daadwerkelijke langdurige zeggenschap op een later moment worden bepaald, als hij kan aantonen dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering als gevolg van het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week. Naar het oordeel van het College is appellante hierin niet geslaagd. Uit de door appellante overgelegde facturen is niet af te leiden door wie, de jonge landbouwer of één van de andere vennoten, de werkzaamheden zijn verricht. Bovendien is niet op alle facturen omschreven om wat voor werkzaamheden het gaat. Daarnaast zijn de facturen op naam van appellante opgesteld zodat niet aannemelijk is dat deze werkzaamheden door de zoon in een andere onderneming zijn verricht. Hierbij neemt het College in aanmerking dat de v.o.f. volgens de inschrijving in het handelsregister van de KvK twee activiteiten kent, te weten het fokken en houden van melkvee (SBI-code 0141), algemene burgerlijke en utiliteitsbouw (SBI-code 4120) en als algemene omschrijving heeft “het uitoefenen van een melkveehouderijbedrijf, alsmede het verrichten van werk voor derden, zijnde o.a. bestrating, grondwerk en het verrichten van agrarische werkzaamheden”, zodat ook uit deze inschrijving niet is af te leiden dat de bestratingswerkzaamheden niet in naam van appellante zijn verricht of in het kader van een andere onderneming die onder de v.o.f. valt, zoals appellante lijkt te stellen. Naar het oordeel van het College is dan ook sprake van één onderneming met meerdere bedrijfsactiviteiten.
8. De omstandigheid dat de zoon in 2017 met zijn eenmansbedrijf wel is aangemerkt als jonge landbouwer doet hier niet aan af. Immers, deze omstandigheid doet er niet aan af dat de zoon in het jaar 2016 op basis van de destijds geldende wet- en regelgeving niet kan worden aangemerkt als jonge landbouwer.
9. Verweerder heeft de aanvraag om toekenning en uitbetaling van betalingsrechten voor jonge landbouwers uit de Nationale Reserve dan ook terecht afgewezen.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.