ECLI:NL:CBB:2019:213

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
18/1994
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft appellant verzet aangetekend tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde naar aanleiding van een besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat van 23 augustus 2018. Appellant had niet voldaan aan de betaling van het griffierecht binnen de gestelde termijn van vier weken, zoals aangegeven in een griffiersbrief van 9 november 2018. Appellant heeft in zijn verzetschrift aangegeven dat hij op dit moment onvermogend is en niet in staat is het griffierecht te betalen. Tijdens de zitting op 9 mei 2019 heeft hij zijn situatie toegelicht en verwezen naar andere procedures rondom een ingetrokken taxivergunning, die mogelijk tot verwarring hebben geleid. Het College heeft echter geoordeeld dat appellant pas in verzet een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die rechtvaardigen dat hij niet in verzuim is geweest. Het verzet is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 mei 2019.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/1994

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2019 op het verzet van

[naam] , te [plaats] , appellant,
(gemachtigde: mr. R.J. Pardijs)

Procesverloop

Appellant heeft tegen het besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat van 23 augustus 2018 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 19 februari 2019 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft tegen de uitspraak van 19 februari 2019 verzet gedaan en heeft daarbij verzocht om te worden gehoord.
Het verzet is behandeld ter zitting van 9 mei 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant, na bij aangetekend verzonden griffiersbrief van 9 november 2018 in de gelegenheid te zijn gesteld het griffierecht binnen de termijn van vier weken te voldoen, dat niet heeft gedaan.
2. Appellant heeft in zijn verzetschrift bericht dat hij op dit moment onvermogend is en niet in staat is het griffierecht te betalen. Ter zitting heeft appellant aangevoerd dat er enkele procedures lopen rondom de ingetrokken taxivergunning en dat hij daardoor wellicht in verwarring is geraakt. In een van de procedures bij de rechtbank is het beroep op betalingsonmacht wel gehonoreerd.
3. In de griffiersbrief van 9 november 2018 is het volgende opgenomen:
“ (…)
Als u meent het griffierecht niet te kunnen betalen, kunt u een beroep doen op ‘ betalingsonmacht’. Het verzoek om ontheffing van betaling van griffierecht moet u voor het einde van de op deze nota/in deze herinnering gestelde betalingstermijn indienen bij het gerecht waar u uw beroepschrift heeft ingediend.
(…)”
4. Appellant heeft pas in verzet, en dus niet binnen de termijn waarbinnen het griffierecht moest worden betaald, een beroep op betalingsonmacht bij het College gedaan. In verzet zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant desondanks niet in verzuim is geweest. Het verzet is ongegrond.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 21 mei 2019.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer