Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2018 in de zaak tussen
vennootschap onder firma [naam] , te [plaats] , appellante
de minister voor Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
najaar-/wintercontrole vergroening” (teledetectierapport) blijkt dat 5 oktober 2016 de (berekende) laatste dag van de percelen 1 en 10 is geweest en 25 november 2016 de (berekende) laatste dag voor de percelen 3, 4, 5, 7 en 13. Appellante heeft daarmee niet voldaan aan de voor vanggewassen vereiste periode van inzaai van tien weken. De stelling van appellante dat het vanggewas feitelijk eerder op 28 september 2016 is ingezaaid, doet daaraan volgens verweerder niet af. Appellante is verplicht om in de Gecombineerde opgave, uiterlijk op de dag van inzaai, aan te geven wat de inzaaidatum is van het vanggewas (bijlage 2 bij artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d en categorie 1, onder B, sub 5 van de Uitvoeringsregeling). Appellante had deze inzaaidatum tot 1 oktober 2016 kunnen wijzigen (artikel 4.2, zevende lid, van de Uitvoeringsregeling). Overigens merkt verweerder nog op dat ook al zou de inzaaidatum (tijdig) zijn gewijzigd, appellante nog steeds niet heeft voldaan aan de vereiste periode van inzaai van tien weken, nu de vanggewassen in dat geval tot 7 december 2016 aanwezig dienden te zijn. Anders dan appellante meent, kan volgens verweerder op basis van de foto-interpretatie van satellietbeelden een conclusie worden getrokken over de periode van inzaai van vanggewassen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij terecht geen aanleiding gezien voor het laten uitvoeren van een fysieke veldinspectie om vast te stellen of de vanggewassen tijdens de vereiste periode van inzaai van tien weken aanwezig zijn geweest. Op de reeds aan appellante overgelegde teledetectie beelden is immers weergegeven of op de betreffende percelen activiteit is gemeten aan de hand van infraroodkleuren. De rode kleur geeft weer dat er activiteit, biomassa, dan wel een gewas aanwezig is. De groene kleur geeft weer dat er geen activiteit, biomassa, dan wel gewas aanwezig is. Uit de satellietopname van 5 oktober 2016 leidt verweerder af dat opkomende vanggewassen op de percelen 1, 3, 4, 5, 7, 10 en 13 aanwezig zijn, omdat op de beelden een rode kleur is waar te nemen. De satellietbeelden van 4 december 2016 tonen aan dat er niet of nauwelijks vanggewassen aanwezig zijn, omdat op de beelden een groene kleur is waar te nemen. Op basis hiervan heeft verweerder geconcludeerd dat de vanggewassen in ieder geval niet meer op 4 december 2016 aanwezig waren en dat daarmee niet is voldaan aan de vereiste periode van tien weken. Van de teledectie controle is een verslag opgesteld en bij brief van 20 januari 2017 aan appellante bekend gemaakt. Appellante heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar zienswijze over de controleresultaten in te dienen en/of om de onduidelijkheid over de interpretatie van de controleresultaten aan de orde te stellen. De stelling van appellante dat het vanggewas in april 2017 en ten tijde van beroep (in december 2017) nog steeds op de percelen staat, doet volgens verweerder niet af aan zijn constatering. De door appellante in dit verband overgelegde foto’s van april 2017, waaruit zou moeten worden afgeleid dat de percelen niet later dan 4 december 2016 zijn ingezaaid, leiden evenmin tot een ander oordeel. Nu blijkt dat het vanggewas op 4 december 2016 niet of nauwelijks aanwezig is (geweest), is niet voldaan aan de door de lidstaat Nederland bepaalde periode van inzaai van tien weken, aldus verweerder.
Italiaans /Westerwolds raaigras Lolium multiflorum
Op basis van deze satellietbeelden is in het rapport geconcludeerd dat het door appellante ingezaaide vanggewas niet ten minste tien weken op de percelen 1, 3, 4, 5, 7, 10 en 13 heeft gestaan. Appellante heeft de bevindingen in het teledetectierapport niet (inhoudelijk) betwist. Zij heeft slechts in algemene zin gesteld dat de door verweerder gebruikte satellietbeelden niet voldoende duidelijk en voor één uitleg vatbaar zijn, daartoe aanvoerend dat voor haar de betekenis van de kleuren op de satellietbeelden niet duidelijk is. Het College overweegt dienaangaande dat bij de satellietbeelden een legenda is gevoegd waaruit de betekenis van de kleuren kan worden afgeleid en dat appellante is toegelicht dat aan de hand van infraroodkleuren op de percelen activiteit wordt gemeten en dat de rode kleur activiteit, biomassa, weergeeft en dat de groene kleur weergeeft dat geen activiteit, biomassa, dus geen gewas aanwezig is. Appellante heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van de bevindingen die verweerder aan de satellietfoto’s heeft ontleend op perceelsniveau. De door appellante overgelegde foto’s die zijn genomen in april 2017 en volgens haar een florissante grasmat laten zien, zijn daartoe onvoldoende. Deze foto’s bevatten immers geen concrete en objectieve informatie over de feitelijke situatie van de in geding zijnde percelen op de peildatum van 9 december 2016, zodat appellante daarmee de in het teledectierapport neergelegde bevindingen onvoldoende heeft weersproken. Dat de foto’s van deze florissante grasmat volgens appellante niet gemaakt hadden kunnen worden als eerst na 4 december 2016 zou zijn ingezaaid, doet niet af aan de op basis van de teledetectie gedane constatering van verweerder dat het vanggewas niet ten minste tien weken op de percelen 1, 3, 4, 5, 7, 10 en 13 heeft gestaan. Immers, voor de vaststelling of aan de instandhoudingstermijn van tien weken is voldaan is relevant wat op de peildatum van 9 december 2016 op de percelen aanwezig was.
Beslissing
,in aanwezigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.