1.2Bij het primaire besluit heeft verweerder aan appellant als basis- en vergroeningsbetaling voor 2016 een bedrag van € 22.399,76 vastgesteld. Daarbij heeft verweerder van de voor uitbetaling opgegeven oppervlakte van 86,89 ha slechts 42,60 ha in aanmerking genomen bij het vaststellen van de vergroeningsbetaling, omdat van de verplichte 4,33 ha voor het ecologisch aandachtsgebied door appellant 0,00 ha is gerealiseerd. Volgens verweerder voldoet het geconstateerde vanggewas op de percelen 1, 4, 11, 12, 13, 14, 21, 23, 26, 28, 29 en 30 niet aan de voorwaarden voor het mengsel van zaaizaad en tellen de percelen 22 en 24 niet mee voor de invulling van het ecologisch aandachtsgebied, omdat sprake is van een vanggewas na mais op uitspoelingsgevoelige gronden.
2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant, dat verweerder voornoemde percelen ten onrechte niet in aanmerking heeft genomen voor het ecologisch aandachtsgebied, ongegrond verklaard. Verweerder heeft in dit besluit uiteengezet dat er voorwaarden gelden om vanggewassen in te zetten als ecologisch aandachtsgebied. Deze voorwaarden houden onder meer in dat de datum van inzaai moet worden gemeld in de Gecombineerde opgave 2016, dat deze datum van inzaai niet later mag zijn dan 30 september 2016 en dat het vanggewas ten minste tien weken op het perceel aanwezig dient te zijn (bijlage 2 bij artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d en categorie 1, onder B, sub 2, 5 en 6 van de Uitvoeringsregeling. Daarnaast zijn er volgens verweerder aanvullende voorwaarden bepaald waaronder vanggewassen kunnen worden geteeld. Een van deze voorwaarden is dat de aankoopbewijzen en etiketten van het gebruikte zaaizaad ten minste vijf jaar worden bewaard (bijlage 2 bij artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d en categorie 1, onder B, sub 4 van de Uitvoeringsregeling). Volgens verweerder heeft appellant niet aan deze laatstgenoemde voorwaarde voldaan. Appellant heeft in de bezwaarfase alleen facturen van het door hem gekochte zaaizaad overgelegd, zodat niet aan alle voorwaarden is voldaan die worden gesteld voor het invullen van het ecologische aandachtsgebied. Dit betekent dat de in geding zijnde percelen terecht niet zijn aangemerkt als ecologisch aandachtsgebied, aldus verweerder.
3 Appellant voert in beroep aan dat het bewaren van aankoopbewijzen en etiketten slechts een voorwaarde is waaronder de vanggewassen kunnen worden geteeld, maar dat het geen bepaling van dwingende aard is. Om die reden is hij van mening dat ook op een andere objectief bepaalbare deugdelijke wijze kan worden aangetoond welke zaaizaden zijn aangekocht en welk mengsel is ingezaaid. Appellant heeft in dit verband een (ongedateerde) verklaring van de agrarisch toeleverancier [naam 3] B.V en drie facturen van het gekochte zaaizaad overlegd. Nu hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt wat is gekocht en wat als groenmengsel is ingezaaid, heeft hij aan alle in de Uitvoeringsregeling gestelde voorwaarden voldaan en maakt hij aanspraak op een volledige uitbetaling van de vergroeningsbetaling, aldus appellant.