In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 november 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen Maatschap [naam 1] en [naam 2] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante had een aanvraag ingediend voor toewijzing van betalingsrechten op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Het primaire besluit van 21 april 2016 wees 65,15 betalingsrechten toe, maar sloot een gedeelte van perceel 10 uit omdat het niet voldeed aan de voorwaarden voor subsidiabele landbouwgrond. Na een gedeeltelijke herziening van het besluit op 31 augustus 2018, waarbij 65,32 betalingsrechten werden toegewezen, bleef appellante het niet eens met de uitsluiting van delen van perceel 10, die volgens haar wel als subsidiabel grasland aangemerkt konden worden.
De appellante voerde aan dat de luchtfoto's waarop verweerder zijn besluit baseerde, onvoldoende waren om de aanwezigheid van pitrus op perceel 10 vast te stellen. Het College oordeelde dat de luchtfoto's niet de benodigde scherpte hadden om definitieve conclusies te trekken over de subsidiabiliteit van het perceel. Bovendien had verweerder onvoldoende rekening gehouden met de deskundigenrapporten die door appellante waren ingediend. Het College concludeerde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Het beroep van appellante werd gegrond verklaard, en de bestreden besluiten werden vernietigd. Verweerder werd opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van de uitspraak.